Mops Kinderopvang
  • Home
  • English
  • Nederlands
  • Menu Menu

Pedagogisch beleidsplan BSO Beverwijk

Inleiding

Dit is het pedagogisch beleid van Mops Kinderopvang. MOPS heeft vier kindercentra in Amsterdam en Beverwijk, waar zowel opvang voor kinderen tussen de 0-4 jaar als opvang voor BSO kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar wordt aangeboden. De eigenaar van MOPS Kinderopvang is Bart Evers.

In dit pedagogisch beleid vertellen wij waar wij op pedagogisch gebied voor staan; wat wij belangrijk vinden als partner in de verzorging en opvoeding van de aan ons toevertrouwde kinderen. In de eerste twee hoofdstukken leggen we uit wat onze basis is, in de hoofdstukken 3 tot en met 6 vertellen wij hoe wij bij alle vestigingen van Mops onze pedagogische doelen vormgeven in theorie en praktijk. Hoofdstuk 6 vertelt over de bijzondere situaties; feesten, familiedagen en andere bijzondere momenten.

Hoofdstuk 7 beschrijft het specifieke kindercentrum per locatie, hoe ziet het gebouw eruit, hoe is de groepssamenstelling, en hoe organiseren we de kinderopvang op deze specifieke locatie.

Onder het kopje ‘Protocollen’ op onze website vind u alle protocollen, werkinstructies en formulieren die binnen Mops worden gebruikt om de (pedagogische) kwaliteit te kwantificeren en te waarborgen.

Tevens vind u hier informatie over de sociale kaart, het reglement van de oudercommissie en de klachtenregeling.

1. De Paraplu van MOPS

De Paraplu van MOPS Kinderopvang geeft de uitgangpunten van ons handelen weer. De metafoor van de paraplu is bewust gekozen en weerspiegelt onze visie op het pedagogisch beleid en pedagogisch handelen op onze kindercentra. Alle bouwstenen van de paraplu, van wetgeving tot beleid, van beleid tot doelen, van doelen tot handelen, en van handeling tot resultaat zijn nodig om samen de paraplu vormen en in stand te houden. Zo biedt de paraplu een veilige en beschutte plek om je te ontwikkelen, of je nu kind, ouder of medewerker bent.

De paraplu zijn we samen, samen met ouders, kinderen, medewerkers, school, overheid en andere instanties in- en om het jonge kind (zoals GGD, Centrum voor Jeugd en Gezin, het MOC en het meldpunt Veilig Thuis). Samen staan wij garant voor het welbevinden van het kind, zijn persoonlijke en sociale ontwikkeling en zijn participatie in de omgeving.

Bij MOPS weten we dat alle ontwikkelgebieden van een kind verbonden zijn; net zoals in het leven van een kind thuis, school en kinderopvang allemaal deel uitmaken van dezelfde wereld. Vergelijk het kind met een cake; daarin zitten boter, eieren, suiker, meel, gist. Maar als de cake gebakken is zijn al deze ingrediënten één –niet meer te splitsen- geheel geworden. Als volwassenen doen we ons best om deze ingrediënten zo goed mogelijk aan te bieden en zorgvuldig te mixen, voor het beste resultaat. Zo werken we samen aan de  veiligheid, gezondheid en ontwikkeling van de kinderen die aan ons worden toevertrouwd

paraplu2-new2

2. Bewust en integer handelen; zeggen wat je doet, doen wat je zegt.

MOPS staat en gaat voor bewust en integer handelen. Doen wat je zegt en zeggen wat je doet. Als je bewust handelt, kan je uitleggen wat je doet en ook waarom je het doet. Als je met dat bewuste handelen voldoet aan wat er in de Paraplu van MOPS staat, dan handel je integer en professioneel en is je handelen geborgd in het beleid.
Elkaar observeren, aanspreken, toetsen en feedback geven zorgt ervoor dat je als professional in de kinderopvang een leven lang leert en steeds weer een nieuwe stap zet naar de kwaliteit die wij voor ogen hebben. Om diezelfde reden is dit pedagogisch beleid geen vaststaand document, maar willen wij dit beleid mee laten ontwikkelen met de stappen naar een steeds hogere kwaliteit Kinderopvang.

Binnen onze organisatie en samen met ouders willen we weloverwogen stappen zetten naar een hogere kwaliteit kinderopvang. Dan doen we door samen te kijken, te overleggen en te praten over hoe wij kwaliteit in kinderopvang definiëren.
Door bewust samen te kijken naar de handelingen van iedere dag en het welbevinden van ieder individueel kind, kunnen we ook zien waar er ruimte is voor verbetering en hoe die verbetering er dan uitziet. Samen werken we er dan aan om deze verbetering door te voeren en te borgen in ons systeem. Onderstaand model helpt ons om in te zien waar wij ons in deze leercyclus bevinden.

3. In de wereld van MOPS zit je lekker in je vel.

In dit hoofdstuk bespreken we de geboden fysieke en emotionele veiligheid en het welbevinden van kinderen. We leggen uit hoe we observeren en met ouders en school overleggen over een individueel kind. Daarnaast beschrijven we wat we doen met signalen van afwijkend gedrag en hoe we omgaan met vermoedens van kindermishandeling. Tot slot beschrijven we hoe het wennen op de groep verloopt.

Ons uitgangspunt; In de wereld van MOPS zit je lekker in je vel

Lekker in je vel zitten, dat is een ander woord voor je veilig voelen en je welbevinden. Je zit lekker in je vel als kind als je kan rekenen op; warme, vertrouwde en beschikbare mensen om je heen, een overzichtelijk en voorspelbaar dagritme, gezond eten, lekker binnen en buiten spelen in een omgeving die past bij de uitdagingen die de ontwikkeling van het kind op dat moment vraagt. De mensen om je heen respecteren jou en kijken en luisteren goed naar wat jij vraagt en nodig hebt. Bij MOPS zijn we er ons van bewust dat ieder mens recht heeft op autonomie, zelfstandigheid en eigenheid binnen de veiligheid van de groep. Je wordt gestimuleerd in het kiezen van je eigen pad in je ontwikkeling en krijgt positieve en opbouwende ondersteuning. Het samenleven in een groep geeft je de kans om te ontdekken hoe sociale systemen werken, democratie in plaats van het recht van de sterkste, zorgen voor elkaar, samen delen, samen een conflict oplossen, samen sterk staan en samen lachen en plezier maken

Wat willen we daarmee bereiken? Emotionele en fysieke veiligheid

MOPS werkt aan de emotionele veiligheid door ervoor te zorgen dat de kinderen zich bij ons gewaardeerd en geliefd voelen. Ze voelen zich veilig en kunnen vanuit die veiligheid de wereld ontdekken. MOPS biedt deze veiligheid door te werken met vaste stamgroepen waar vaste, op het kind gerichte pedagogisch medewerkers werken. De pedagogisch medewerkers gaan met elk kind een persoonlijke relatie aan en benaderen kinderen op een positieve en ondersteunende manier. De kinderen weten dat de pedagogisch medewerker hen kent en waardeert zoals ze zijn.

Wij willen graag dat kinderen zich bij MOPS welkom en geborgen voelen. Door de dagelijkse aandacht van de pedagogisch medewerkers voor zijn ouders, merkt het kind dat er een verbinding is tussen thuis en kindercentrum. Voor een kind dat sinds kort een kindercentrum bezoekt, moet het gevoel van veiligheid nog worden opgebouwd. De pedagogisch medewerkers besteden daarom veel aandacht aan het wennen van kinderen en ouders, zodat ze de kinderen leren kennen en een band opbouwen met de ouders.

 

Hoe doen we dat op Mops Beverwijk?

  • Het kind wordt iedere middag van school opgehaald door vaste pedagogisch medewerkers en de overige kinderen, bekende gezichten dus.
  • Er is voor ieder kind de aandacht, ruimte en tijd om zijn/ haar verhaal te vertellen. De pedagogisch medewerker is zich ervan bewust dat het ene kind hier wat meer tijd voor nodig heeft dan het andere kind.
  • We stemmen de activiteiten zoveel mogelijk af op de behoeftes en mogelijkheden van ieder kind. Wanneer we bijvoorbeeld een sportactiviteit gaan doen waar een van de kinderen niet aan mee wil doen, proberen we hem/haar eerst te stimuleren om wel mee te doen. Wanneer een kind de activiteit echt niet leuk vindt kijken we of hij/zij een andere taak kan krijgen, zoals bijvoorbeeld puntenteller of scheidsrechter.
  • We geven beschrijvende complimentjes en leren kinderen hun gevoelens te benoemen. Hierbij is de voorbeeldfunctie van de pedagogisch medewerker belangrijk. De pedagogisch medewerker laat zien dat hij/zij zelf over gevoelens praat en laten merken aan het kind dat het bij hem/haar terecht kan met zijn/haar gevoelens.
  • We werken regelmatig in kleinere groepen, om de kinderen de ruimte te geven voor hun persoonlijke verhaal en ideeën. De indeling van deze groepen wordt bewust gekozen door bijvoorbeeld wat meer aanwezige kinderen samen met de stillere kinderen te plaatsen.

Overdracht aan ouders

Om ook de ouders een veilig en vertrouwd gevoel te geven over de opvang van hun kind vinden wij een goede en duidelijke overdracht heel belangrijk. Tijdens de haalmomenten praten we samen over wat het kind heeft meegemaakt tijdens de middag en of school nog informatie heeft gegeven over het verloop van de dag. Speciale aandacht is er voor de rol van het welbevinden van het kind, maar natuurlijk ook voor de vriendschappen van het kind, de rol in de groep en de ontwikkeling en activiteiten. Wij beschrijven graag een specifiek moment aan ouders, zodat zij een goed beeld krijgen van hoe de dag verlopen is en dat hun kind werkelijk gezien en gehoord is.

Voorbeeld:

Tijdens het spelletje twister kon je duidelijk merken dat Natan (4 jaar en sinds drie maanden op de BSO) steeds beter in z’n vel zit op de BSO; hij deed actief mee en wrong zich in allerlei bochten. Wat ons opviel is dat Natan alle kleuren wist te benoemen en goed onderscheid maakte tussen links en rechts.

Hoe houden we in de gaten of een kind lekker in z’n vel zit? Observeren van kinderen, gesprekken met ouders, signaleren en melden

Bij kindercentrum Mops Beverwijk worden kinderen dagelijks gepland en ongepland geobserveerd. Iedere middag beginnen we met bewust een moment te nemen om naar de kinderen te kijken, zowel tijdens het ophalen als op het moment dat ze net binnen zijn, zodat we een inschatting kunnen maken van hoe ze vandaag in hun vel zitten. In combinatie met de informatie van ouders krijgen we zo een beeld van het welbevinden van het kind. Mochten hier opvallende punten uit voortkomen, dan worden deze kort met de groepscollega besproken. Ook gedurende de rest van de middag, nemen wij regelmatig een moment om individuele kinderen of een groepje kinderen te observeren, om zo bewust te kijken naar het welbevinden en de ontwikkeling. Als er opvallende dingen zijn, bespreken de aanwezige pedagogisch medewerkers dit kort met elkaar en aan het einde van de dag met de ouders. We bespreken dan of dit gedrag een incident is en of het problemen voor het kind zelf of voor andere kinderen oplevert. We spreken af of we dit in de gaten moeten houden, actie gaan ondernemen en zo ja, welke actie? Meer hierover staat hieronder en in ons Protocol/ werkinstructie Signaleren.

Naast de dagelijkse korte observaties zijn er bij MOPS ook structurele, geplande observaties. Deze observaties doen we aan de hand van daarvoor ontwikkelde formulieren. Deze formulieren gebruiken we zodat we niets over het hoofd zien als we een kind observeren. Als je bijvoorbeeld gericht naar de vaardigheden van een kind kijkt om constructief samen te werken, krijg je hier een beter beeld van dan als je zonder uitgesproken doel naar een kind kijkt. Deze structurele, geplande observaties vormen het uitgangspunt voor de 10- minuten gesprekken met ouders, maar kunnen ook vaker worden ingezet, als er aanwijzingen zijn in het gedrag van een kind die extra observaties noodzakelijk maken. Als kinderen extra gepland worden geobserveerd, bespreken wij dit altijd met ouders. Meer hierover staat hieronder en in ons Protocol/ werkinstructie Observeren.

Welbevinden en oudergesprekken op de BSO

Op de BSO wordt halfjaarlijks een 10-minuten gesprek gepland naar aanleiding van de observatie welbevinden. Door kinderen van zeven jaar en ouder wordt ook zelf een formulier welbevinden (vanuit de WIS, zie ons Protocol/ werkinstructie observeren) ingevuld. Bij kinderen boven de zeven jaar is het kind er bij een deel van het oudergesprek bij; zo kunnen kind, ouders en pedagogisch medewerker samen praten over hoe het gaat. Bijzondere aandacht gaat tijdens dit gesprek altijd uit naar het zelfstandigheidcontract, waarover we in hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 meer vertellen.

Een mentor aanwijzen

Elk kind krijgt een mentor toegewezen die direct betrokken is bij het kind (bijv. pm’er op de groep van het kind). Er is periodiek overleg tussen mentor en ouder. Om de ontwikkeling van het kind te kunnen volgen, moet de mentor het kind echt kennen. Daarom is de mentor direct betrokken bij de opvang en ontwikkeling van het kind. De mentor is één van de pedagogisch medewerkers van de groep waarin het kind geplaatst is. Tijdens het intakegesprek worden de ouders en het kind op de hoogte gesteld wie de mentor is. Eventueel vervult de mentor ook een rol in het contact met andere professionals (met toestemming van de ouders). Bij vragen of zorgen rondom het kind is de mentor altijd het eerste aanspreekpunt voor ouders.

Protocol / werkinstructie signaleren

Als blijkt dat bepaald gedrag herhaaldelijk voorkomt en we zorgen hebben om het kind en/ of de groep, dan wordt dit besproken in een werkbespreking en in een apart gesprek met de ouders. Als een kind naar het idee van de pedagogisch medewerkers opvallend ander gedrag vertoont dan andere leeftijdsgenootjes dan kunnen de pedagogisch medewerkers in overleg met de leidinggevende besluiten om het protocol/ werkinstructie signaleren te starten. De ouders worden hierover geïnformeerd in een gesprek met leidinggevende en pedagogisch medewerker. Het Protocol/ werkinstructie signaleren is een procedure die precies omschreven staat in ons beleid en houdt in dat het kind gedurende langere tijd extra wordt geobserveerd zodat er gekeken kan worden naar de mogelijkheden om intern en extern advies te vragen. Dit wordt altijd gedaan na overleg en met toestemming van de ouders. Naar aanleiding van deze observaties en eventueel advies wordt dan een plan van aanpak opgesteld.

Meldcode Kindermishandeling

MOPS heeft een Protocol/ Meldcode Kindermishandeling. In de Meldcode wordt gebruik gemaakt van een afwegingskader. Een afwegingskader beschrijft wanneer en op basis van welke overwegingen, het melden van vermoedens van kindermishandeling en huiselijk geweld als noodzakelijk wordt beschouwd of dat het bieden of organiseren van hulpverlening voldoende is. Hierin staat precies omschreven wat de definitie van Kindermishandeling is, tezamen met een stappenplan en tijdsplan dat doorlopen moet worden wanneer er een vermoeden ontstaat van kindermishandeling. Bij Mops staat het welzijn van het kind altijd voorop; als wij vermoeden dat een kind in de knel zit, of dat nu door verwaarlozing, psychische mishandeling of fysieke mishandeling is, zullen wij dit altijd met de ouders bespreken. Voor wij een melding doen bij het Advies en Meldpunt Veilig Thuis stellen wij ouders altijd op de hoogte van ons voornemen om te melden, tenzij wij in overleg met het meldpunt zijn overeengekomen dit niet te doen.

Lekker in je vel betekent niet ziek op het kindercentrum

Als je ziek bent, wil je het liefst lekker thuis in je bed liggen. Dat geldt voor volwassenen en ook voor kinderen. Wij kijken naar een aantal signalen om te bepalen of een kind ziek is;

  1. 1. Gedrag van het kind; hangerig, slaperig, futloos, nergens zin in, overgeven, diarree.
  2. 2. Klachten van een kind; kind geeft zelf aan dat het bijvoorbeeld hoofdpijn, buikpijn, oorpijn heeft.
  3. 3. Uiterlijke kenmerken; vlekjes, blaasjes, bulten.
  4. 4. Temperatuur; met een thermometer die gebruikt kan worden op het voorhoofd of anaal meten wij de temperatuur van een kind. Tot 38.5 graden Celsius spreken we van verhoging, boven de 38.5 graden Celsius spreken we van koorts.

Als een kind gedurende meerdere uren één of meerdere symptomen laat zien, dan bellen wij ouders om te overleggen. Bij een snel verslechterend ziektebeeld, koorts of (kinder-)ziektes waarbij een kind het kindercentrum conform de richtlijnen van de GGD niet mag bezoeken, of als de verzorging van het zieke kind teveel aandacht vraagt binnen de groep, bellen wij de ouders om het kind zo spoedig mogelijk te komen ophalen.

Bij grote zorgen rondom de gezondheid van een kind, zullen wij, na overleg met ouders, zelf naar huisarts of EHBO post gaan. De veiligheid en gezondheid van het kind en de andere kinderen in het kindercentrum is hierbij altijd leidend.

Indien het vermoeden bestaat dat het kind ziek naar het kindercentrum of naar school is gebracht, eventueel met paracetamol als koortsverlagende medicatie, zullen wij ouders altijd verzoeken het kind direct te komen ophalen. Een ziek kind op het kindercentrum is niet goed voor het kind zelf, maar ook een risico voor de andere kinderen en volwassenen die in dezelfde groep leven. In ons Protocol/ werkinstructie zieke kinderen staat ons beleid verder toegelicht.

Sommige kinderen gebruiken medicijnen; tijdelijk of continu, lichte medicatie of zwaardere medicatie. In het Protocol/ werkinstructie Medicijnverstrekking staat beschreven hoe wij omgaan met het toedienen van medicijnen op het kindercentrum.

Wennen op de BSO

Kinderen komen net zoals op de dagopvang, ook wennen op de BSO. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen kinderen die nieuw op de BSO starten en kinderen die van een dag opvanggroep in het kindercentrum overstappen naar de BSO groep in het kindercentrum.
Voor kleuters zijn de eerste maanden op school vermoeiend en intensief. Wij proberen dan ook kinderen voor de eerste schooldag te laten wennen, mits de PMKR dit toelaat. Het kind komt eenmaal met een ouder een uurtje kijken; de tweede maal wordt het kind door de BSO samen met de ouders van school gehaald en na 1,5 tot 2 uur door de ouder opgehaald.

Kinderen die intern doorschuiven, krijgen in de 3+ periode ruim de kans om kennis te maken met de BSO-ruimte (die overdag regelmatig voor 3+ activiteiten wordt gebruikt) en deze kinderen mogen de laatste maand voor ze op school starten iedere week een uurtje op de BSO meedraaien, zodat ze de andere kinderen en pedagogisch medewerkers vast goed leren kennen. Dit kan alleen als de PMKR het toelaat.

In de eerste periode op de BSO krijgt een kind veel indrukken te verwerken, zeker als dit gelijktijdig start met de eerste periode op de basisschool; daardoor gedraagt een kind in de eerste periode vaak anders kan ouders gewend zijn. Het kind slaapt meer, is onrustiger of juist meer teruggetrokken. Wij bereiden ouders hierop voor, zodat ze hier rekening mee kunnen houden.

Er mogen maximaal twee kinderen tegelijk wennen op een groep. Dit zorgt ervoor dat er voor de wennende kinderen voldoende aandacht is en dat de groepsprocessen van de bestaande groep niet teveel beïnvloed worden of te snel veranderen. Meer informatie over de wenprocedure staat in ons protocol/ werkinstructie wennen (BSO).

Afnemen extra dagdelen of ruilen

Het is op kindercentrum Mops Beverwijk mogelijk om extra dagdelen af te nemen of dagdelen te ruilen. Hier zijn een aantal voorwaarden een verbonden. Extra dagdelen afnemen of ruilen is alleen mogelijk op de eigen stamgroep van een kind, mits de groepsgrootte en de PMKR het toelaat. Ruilen kan alleen binnen dezelfde week plaatsvinden en niet in verband met ziekte of vakantie van het kind. Het afnemen van extra dagdelen of ruildagen wordt aangevraagd via een e-mail aan het hoofdkantoor (info@kdvmops.nl). Het hoofdkantoor bevestigt de extra dagdelen of ruildag en stuurt bij een extra dagdeel een offerte voor de extra kosten. Extra dagdelen en ruildagen worden in de planning bijgewerkt. (Zie voor meer informatie protocol/werkinstructie ruilen en extra dagen).

Vrije tijd na school en vakantie-opvang

De kinderen op de BSO zijn de hele dag naar school geweest of hebben vakantie. Dat betekent dat de kinderen hier in hun vrije tijd zijn. Vrijheid om zelf te kiezen hoe je de (mid)dag in wilt vullen, is bij ons het uitgangspunt. Na het gezamenlijke eetmoment kunnen kinderen daarom zelf kiezen of ze mee willen doen aan georganiseerde activiteiten, met een groepje samen willen spelen of liever alleen willen ‘chillen’ met bijvoorbeeld een boekje. Als kinderen huiswerk hebben, spreken we samen met het kind af wat de beste tijd is om dit te maken; meteen na het eetmoment of na een uurtje vrij spel. Samen met het kind nemen wij dan de verantwoordelijkheid voor het tijdig maken van het huiswerk.
Plannen, ideeën en initiatieven van kinderen zijn leidraad voor onze activiteiten. In hoofdstuk vier vertellen we over BSO activiteiten en het werken rondom thema’s en in hoofdstuk vier en vijf vertellen we meer over groepsvergaderingen en het bevorderen van zelfstandigheid bij BSO-kinderen.

Alle kinderen zijn welkom bij MOPS

De kindercentra van MOPS liggen niet allemaal op de meest voor de hand liggende plaatsen. Dat is een bewuste keuze; in de visie van MOPS heeft ieder kind recht op kwalitatief hoogwaardige kinderopvang in de eigen woonomgeving. MOPS wil ieder kind graag opvangen, ook kinderen met een beperking, medische beperking of bijzondere achtergrond. Per kind met een speciale behoefte wordt samen met ouders en/ of verzorgers en indien nodig betrokken hulpverleners gekeken of wij het welbevinden van het individuele kind en het welbevinden van de groep kunnen borgen. Ieder half jaar evalueren wij samen met ouders en andere betrokkenen of vraag en aanbod nog voldoende op elkaar afgestemd zijn, en of het welbevinden van groep en individu beiden tot hun recht komen. Zo kan het kind in zijn eigen omgeving naar de BSO gaan, in aanvulling op het bijzondere onderwijs

4. Vanuit MOPS ontdekken we de wereld.

In dit hoofdstuk leggen we uit hoe we kinderen ondersteunen bij ontdekken van de wereld en het ontwikkelen van hun sociale competenties. We vertellen hoe onze dag eruit ziet en welke activiteiten we ondernemen. We beschrijven ons gebouw en de buitenruimte en welk spelmateriaal we tot onze beschikking hebben. Tot slot lichten we toe hoe we kleine en grote uitstapjes met de kinderen organiseren.

Ons uitgangspunt; Vanuit MOPS ontdekken we de wereld

Binnen MOPS ontdekken we samen met kinderen de wereld. We bekijken en onderzoeken de wereld om ons heen en trekken soms de wijde wereld in om onze directe omgeving beter te leren kennen. De ruimtes binnen en buiten bij MOPS bieden kinderen de gelegenheid om zelfstandig of met enige ondersteuning de wereld te verkennen. Trekken we erop uit, dan gaan natuurlijk de vaste pedagogisch medewerkers mee voor de broodnodige veiligheid, zowel fysiek als emotioneel. Bij MOPS kijken we heel goed naar kinderen en bieden dan bezigheden en materialen aan, waarmee ze net het volgende stapje in hun ontwikkeling kunnen zetten. We maken gebruik van de groep zodat we samen meer weten en ontdekken. We grijpen de kansen die kinderen ons bieden om een nieuwe leerervaring te creëren. Door aan te sluiten bij de eigen ontdekkingen en ideeën van kinderen geven we kinderen de ruimte om zelf te bepalen wat hun volgende stap is en welke ontdekking de volgende is.

Wat is ons doel? Bijdragen aan de sociale competenties van het kind

Binnen een kindercentrum leert een kind hoe hij samenleeft in een groep en hoe hij zich kan, moet of hoort te gedragen als je samenleeft met andere mensen. Kinderen die sociaal competent zijn hebben geleerd hoe je samen leeft in een groep en/ of in relatie met een ander mens; hulp vragen of geven, samen eten, spelen, drinken, beslissen, ruziën, zingen, toneelstukjes opvoeren, opruimen, werken, schoonmaken, zorg dragen voor elkaar en voor je omgeving. Erbij horen, meedoen of juist een keer het voortouw nemen, zijn allemaal onderdeel van het leren van sociale competenties.

Kinderen leren de meeste van deze vaardigheden door te experimenteren; als ik dit doe, hoe reageert mijn omgeving, of mijn vriendje dan? Ze leren ook doordat volwassenen en andere kinderen deze sociale vaardigheden voordoen; ze kijken naar de rolmodellen en doen dat gedrag na.

Kinderen krijgen inzicht het scala van menselijke emoties doordat volwassenen en kinderen ze laten merken hoe ze zich voelen, of met woorden uitleggen hoe een ander zich voelt. Zo bouwt een kind aan zijn empathisch vermogen; het vermogen om je in te leven in een ander mens.

Het samen spelen in kleine en grotere groepen wordt actief door pedagogisch medewerkers gestimuleerd. Kinderen krijgen de ruimte van de pedagogisch medewerkers om bijvoorbeeld hun eigen spel vorm te geven, zelf in kleine groepjes te knutselen, of buiten een opdrachtje uit te voeren. Dit vergroot de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van kinderen.

Ook zijn er zo nu dan conflicten onderling: kinderen pakken iets af van elkaar, doen elkaar pijn, zijn boos op elkaar of jaloers. In hun proces van groter groeien, leren ze o.a. om voor zichzelf op te komen, hun woede-uitbarstingen niet op ieder willekeurig moment te laten escaleren en hoe ze met anderen om kunnen gaan. Veel van deze leermomenten zullen kinderen leren door ze zelf te ervaren en zelf op te lossen. Soms hebben kinderen hier wat hulp bij nodig van een volwassene. Belangrijk hierbij is dat een pedagogisch medewerker kinderen zelf leert nadenken over mogelijke oplossingen i.p.v. als volwassene telkens zelf een kant-en-klare oplossing aan te bieden.

De kinderen kunnen al leren hoe ze hun gevoelens onder woorden kunnen brengen, zodat ze aan een ander duidelijk kunnen maken wat iets met hen doet. De pedagogisch medewerker heeft hierbij een soort coachende rol als begeleider. Zo kan een kind bijvoorbeeld zeggen tegen een ander kind: “Stop, houd op. Ik vind niet leuk als je …”

Het omgaan met andere leeftijdsgenootjes is een belangrijke manier om sociale competenties te ontwikkelen. Hieronder verstaan we o.a. zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. Dit geeft kinderen kansen zich te ontwikkelen als personen die goed functioneren in de samenleving.

Hoe doen we dat op Mops Beverwijk?

  • In de dagelijkse omgang is het noodzakelijk kinderen te stimuleren samen te spelen, te delen, op elkaar te wachten en samen op te ruimen. We stimuleren de kinderen elkaar te helpen, bijvoorbeeld door hen samen een taak te geven. De oudere kinderen stimuleren we samen een activiteit te organiseren (bijvoorbeeld het bedenken van een speurtocht, hindernisbaan)
  • We geven kinderen complimenten als ze zich prettig gedragen. Dit is een goede stimulerende beloning. Om alles zo goed mogelijk te laten verlopen zijn er verschillende regels, welke zoveel mogelijk met en door de kinderen gemaakt zijn. Wanneer een kind zich niet aan de regels houdt kunnen de pedagogisch medewerkers hierop inspelen en het betreffende kind aanspreken.
  • Er is voldoende spelmateriaal aanwezig dat de sociale competentie van de kinderen stimuleert. Buitenspeelgoed als een voetbal, springtouw zorgt ervoor dat kinderen met elkaar gaan spelen. Binnen zijn er verschillende spelletjes die de kinderen samen kunnen doen. Deze spellen leren de kinderen op hun beurt te wachten, omgaan met winnen en verliezen. Ook zijn er verschillende hoeken ingericht, zoals een keuken en autohoek. Kinderen spelen hier situaties na uit het “echte” leven, en leren hierdoor op een passende manier met elkaar omgaan.
  •  Wanneer kinderen onderling ruzie hebben grijpen wij niet direct in. Als de kinderen er niet zelf uitkomen, dan zal de pedagogisch medewerker een bemiddelende rol aannemen. Schelden, schreeuwen, vloeken, slaan e.d. worden niet getolereerd. Samen met de kinderen zoeken we naar een compromis waarbij we er naar streven hen uit te leggen wat wel en niet aanvaardbaar is, en hoe we in die situatie rekening kunnen houden met elkaar

Activiteiten en zelfstandigheid

De wereld van een BSO kind groeit in snel tempo; de ervaringen van school, spelen bij vriendjes en sport- activiteiten zorgen ervoor dat een BSO- kind vanaf de kleutertijd in snel tempo zelfstandiger en zelfredzamer wordt. In nauw overleg met ouders en kind bepalen we samen wat een kind zelfstandig kan en mag. Buitenspelen, van school naar de BSO lopen, zelfstandig naar een sportactiviteit; wat voor een kind van vier nog ondenkbaar is, is voor een kind van elf een fluitje van een cent. In het zelfstandigheidcontract spreken kinderopvang, ouders en kind duidelijk af waar de grenzen liggen. Dit contract wordt jaarlijks en zo nodig vaker aangepast; zodat de zelfstandigheid en zelfredzaamheid wordt gereflecteerd in dit document.

De BSO biedt vrije tijd na school; kinderen mogen zelf hun tijd en activiteit indelen, maar natuurlijk niet zonder rekening te houden met elkaar en met de regels van de BSO. We beginnen de middag altijd met een gezamenlijk tafelmoment, waarbij kinderen even een cracker/ stuk fruit en iets te drinken krijgen en kinderen kunnen vertellen over hun dag. Op dit moment kunnen pedagogisch medewerkers en kinderen ook suggesties doen voor activiteiten.
Als kinderen huiswerk hebben, maken we samen afspraken over wanneer dat huiswerk gedaan wordt; meteen na het eten en drinken, of liever na een half uurtje spelen. De pedagogisch medewerkers bewaken samen met het kind de tijd en voelen zich gezamenlijk verantwoordelijk voor het afronden van het huiswerk voor het kind naar huis gaat.

Eigen ideeën van kinderen en de voorstellen van pedagogisch medewerkers vormen de basis de activiteiten van de (mid)dag. Pedagogisch medewerkers praten met kinderen over wat ze graag willen doen en stellen ook zelf activiteiten voor. Regelmatig komen daarbij alle ontwikkelingsgebieden van kinderen aan bod. De fantasie van de kinderen wordt geprikkeld door zelf een verhaal te bedenken en verschillende rollen te spelen, er buiten geravot worden en lekker worden gestoeid, wat de grove motoriek stimuleert. Uitstapjes worden gedaan zodra het aantal kinderen en pedagogisch medewerkers het toelaat; zo bezoeken we het park of de kinderboerderij, maken we een wandeling door de omgeving of doen een boodschap in een winkel. In ons Protocol/ werkinstructie Uitstapjes staat precies beschreven hoe wij omgaan met veiligheid van kinderen en PMKR tijdens kleine en grote uitstapjes.

We maken foto’s van de activiteiten die we doen, zodat ouders-via een besloten Facebookgroep- kunnen zien wat de kinderen op Mops Beverwijk gedaan hebben. De pedagogisch medewerkers zijn zelf heel alert op het gebruik maken van de ontwikkelmomenten die zich gedurende de (mid)dag spontaan voordoen.

Welke verschillende activiteiten doen we op Mops Beverwijk? Activiteiten gericht op:

  • Communicatie en taal, verbaal en non-verbaal. We gaan in op de mogelijkheden om communicatie optimaal in te zetten.
  • Samenspel en sociale vaardigheden. Kinderen leren samen spelen, rituelen, groepsregels, vergaderen en het democratische proces, verbondenheid en omgaan met botsingen.
  • Geluid en beweging, muziek en dans. Geluiden ontdekken, herkenning, betekenis geven. Kennismaken met verschillende vormen van muziek en dans.
  • Lichamelijke en zintuiglijke ervaringen. Proeven, voelen, horen, ruiken, zien; met kleine opdrachten of ‘gewoon’ aan tafel praten en ervaren; smaakexperimentjes (groene vla proeven), een onbekend object ontdekken (een anijs-ster of bijzondere vrucht bijvoorbeeld)
  • Fantasie en beeldende expressie. Om de wereld te begrijpen en uitdrukking te geven aan gevoelens en beelden. Van belang zijn ruimte en vrijheid om te ontdekken en pedagogisch medewerkers kunnen dit stimuleren door middel van materialen, suggesties en meespelen. Ruimte voor toneelspel, knutselen met diverse materialen.
  • Natuur en fysieke omgeving. Ze ervaren de natuur, de elementen, planten en dieren en de wetmatigheden als de zwaartekracht. Ze ontwikkelen zorg voor de omgeving. Kinderen hebben natuurlijke verwondering en zijn nieuwsgierig naar de wereld om zich heen. Hoe werkt het koordje van de wastafel eigenlijk? Samen vragen beantwoorden; waarom is er eb en vloed?
  • Meten, ordenen, bouwen en logisch denken. Kinderen zijn geïnteresseerd in verschillen: is iets groter of kleiner, meer of minder, hetzelfde of anders? Tijdens spel doen kinderen ervaringen op met ruimte, tijd, oorzaak en gevolg. Door stimulerend spel en praten over ervaringen kunnen pedagogisch medewerkers het ‘beta-denken’ van jonge kinderen stimuleren en ze ruimte geven om zelf creatief oplossingen te bedenken.

Groepsoverstijgende activiteiten

Regelmatig gebeurt het dat kinderen op een andere groep spelen. Dit gebeurd alleen als de BKR en de groepsactiviteiten het toelaten en als het kind het zelf graag wil, bijvoorbeeld omdat er op een andere groep een vriendje of vriendinnetje is waarmee ze graag willen spelen of omdat kinderen het leuk vinden om mee te helpen bij de 0-4 opvang.

De pedagogisch medewerkers van de groepen overleggen regelmatig gedurende de (mid)dag. Zo wordt de samenwerking afgestemd rondom buitenspelen, leeftijdsgerichte activiteiten en eventueel gebruik van ruimtes.

Gezamenlijke activiteiten van beide BSO groepen kunnen zijn:

  • Gezamenlijke activiteiten binnen (spelletjes, knutselen)
  • Gezamenlijke activiteiten buiten (buitenspelen, uitstapjes)

Indien er 30 kinderen of meer deelnemen aan een dergelijke activiteit treden het protocol en de werkinstructie activiteiten in grote groepen (BSO) in werking.

  1. Bij een kleine BSO groep, of op dagen dat er structureel minder kinderen zijn, maar ook soms in vakantieperiodes is het extra uitdagend voor pedagogisch medewerkers om voldoende gelegenheid te creëren voor sociale interactie en het opbouwen van sociale competenties. In overleg met de pedagogisch medewerkers van de verticale groep, kunnen de jongste kleuters samenspelen met de oudste peuters, en als oudere kinderen het leuk vinden, mogen ze ook korte periodes spelen op de verticale groep. Zo leert jong van oud en oud van jong, net zoals in een groot gezin.

Om ervoor te zorgen dat zowel de BKR als de veiligheid van alle kinderen gewaarborgd is, kan dit alleen onder strikte voorwaarden, namelijk wanneer;

  1. De BKR op de verticale groep voldoende ruimte biedt voor de kinderen die komen spelen; als de BKR op de BSO groep voldoende ruimte biedt voor de peuters die komen spelen.
  2. Wanneer er van beide groepen kinderen samenspelen, moet de BKR in alle gebruikte ruimtes kloppen. Dus, ter illustratie, drie grote kinderen spelen samen met de kinderen van de verticale groep in de groepsruimte van de verticale groep; ondertussen spelen 2 peuters samen met 4 kleuters van de BSO in de BSO ruimte. In beide ruimtes zijn de eigen pedagogisch medewerkers aanwezig; de BKR in beide ruimtes voldoet aan de wettelijke eisen.

Deze werkwijze wordt nadrukkelijk niet ingezet om planningsredenen; alleen bij eigen motivatie en voorkeur van de kinderen wordt er samen gespeeld. In de vakantieperiodes kan hier ’s ochtends met opstarten, tijdens de pauze en ’s avonds bij het afsluiten een uitzondering op worden gemaakt, op alle andere momenten nadrukkelijk niet. In schoolperiodes kan dit alleen aan het einde van de dag.

  1. Tijdens eettijden zijn de groepen altijd gesplitst, behalve wanneer er gezamenlijk buiten wordt gegeten.
  2. Er wordt niet van meer dan twee groepsruimtes gebruikt gemaakt.
  3. De ouders worden doormiddel van een nieuwsbrief vooraf geïnformeerd en zijn op de hoogte als hun kind (tijdelijk) in een andere (stam/basis)groep gespeeld heeft. Ouders behoren hiervoor vooraf voor de afgesproken periode schriftelijk toestemming te geven via het toestemmingsformulier afwijken stam/basisgroep. Tijdens het intakegesprek worden de ouders hierover geïnformeerd.
  1. Op ons buitenspeelterrein wordt regelmatig ook gespeeld door kinderen uit de buurt, indien mogelijk stimuleren wij het samenspel tussen de BSO kinderen en de buurtkinderen. Vriendjes en vriendinnetjes mogen regelmatig mee om te spelen, mits gevarieerd, met toestemming van de beide ouders en mits passend binnen de BKR.
  2. Daarnaast werken de BSO locaties van MOPS samen tijdens vakanties en uitstapjes, en eventueel ook op de langere middagen. De opvang vindt op deze momenten of op één van de BSO locaties van Mops plaats, of er wordt gezamenlijk een uitstapje ondernomen. Ouders worden hier vanzelfsprekend altijd ruim van tevoren over geïnformeerd, via de nieuwsbrief of via de vakantieplanning. Tijdens deze dagen of dagdelen worden de kinderen gebracht en gehaald op de eigen locatie en daarna met vervoer van Mops naar de andere locatie gebracht en aan het einde van de dag weer terug. Tijdens deze combinatiedagen zijn er nooit meer dan het maximale aantal kinderen dat conform de vergunning is toegestaan op de locatie (op deze locatie dus maximaal 32 kinderen en op BSO Mops Leerdamhof zijn dat er maximaal 34) op de opvang en er gaat altijd een eigen pedagogisch medewerker mee naar de andere locatie. Bij gezamenlijke uitstapjes is de maximale groepsgrootte 30 kinderen.

BSO groepsvergadering

Iedere maand is er een groepsvergadering. In deze vergadering worden de regels op de groep besproken en kunnen kinderen voorstellen doen voor thema’s en/ of activiteiten op de BSO. Als kinderen er aan toe zijn, krijgen ze zelf een rol in het uitwerken of voorbereiden van deze thema’s en/ of activiteiten. Het democratische proces heeft een vanzelfsprekende plaats in deze vergaderingen en kinderen maken zo spelenderwijs kennis met begrippen als stemmen, meerderheid en minderheid, je plannetje presenteren, voorzitter zijn en allemaal aan de beurt komen. Ook pedagogische onderwerpen, zoals ‘hoe ga je met elkaar om’, wat doe je als iemand gepest wordt en hoe zorgen we voor elkaar worden tijdens deze vergadering besproken.

Buitenspelen

Na een lange dag op school is het heerlijk om buiten te spelen; lekker ravotten, voetballen, touwtje springen, kliederen met modder of op ontdekkingstocht in de natuur; zorgen voor een moestuintje of een hut bouwen. Wij stimuleren het buitenspelen van kinderen tijdens hun vrije middag op de BSO, maar als kinderen liever binnen blijven, zijn ze vrij om hun eigen keuze te maken. Afhankelijk van hun zelfstandigheidcontract mogen kinderen vanaf 7 jaar ook in kleine groepjes zelfstandig buiten spelen, mits ze zich houden aan de regels die kinderen, pedagogisch medewerkers en ouders daar samen over hebben opgesteld.
De pedagogisch medewerkers houden toezicht op de kinderen, maar bieden ook grote of kleine activiteiten aan, zoals met water spelen in de zomer en ontdekkingsopdrachtjes door het hele jaar heen. De natuur betrekken we zoveel mogelijk in het spel. Als het regent vangen we de waterdruppels op en kijken we samen hoeveel millimeter neerslag er is gevallen. In de herfst zoeken we bladeren en tekenen we samen de nerfstructuur na. Zaadjes laten ontkiemen en plantjes zien groeien, praten over het verschil tussen gewone aarde en potgrond, de buitenruimte biedt oneindig veel mogelijkheden.

Uitstapjes

Als de PMKR het toelaat gaan we een stukje lopen om de wereld te ontdekken. Ondertussen praten we samen met de kinderen over wat we onderweg tegenkomen; welke beroepen er uitgeoefend worden, welke verkeersborden we zien. Per 10 kinderen gaat er een pedagogisch medewerker mee van de eigen groep van de kinderen.

We vullen dan het -wij zijn uit formulier- in en daar zetten we  een telefoonnummer van één van de pedagogisch medewerkers op die mee is met het uitje. Meer informatie over hoe wij omgaan met uitstapjes staat in ons Protocol/ werkinstructie Uitstapjes.

Vakantie activiteiten

De vakantieperiode biedt een uitgelezen moment om met de kinderen van de BSO de wereld iets verder te ontdekken door middel van uitstapjes en vakantie-activiteiten. De BSO-locaties van MOPS werken samen in het aanbieden van uitdagende activiteiten, eventueel gecombineerd met een week- of maandthema. Denk bijvoorbeeld aan een circus- of toneelthema waarbij de oudere kinderen gedurende twee weken samen een voorstelling voorbereiden en de jongere kinderen met het thema dino’s een ontdekkingsbos maken in één van de ruimtes. Eigen ideeën en suggesties van kinderen tijdens de groepsvergaderingen zijn leidraad bij het kiezen van de activiteiten.

Als er uitstapjes worden gemaakt met de kinderen tijdens de vakantie-opvang (eventueel in combinatie met een andere BSO van Mops), worden ouders hier minimaal een week van tevoren schriftelijk over geïnformeerd. Ouders worden dan, conform het protocol/werkinstructie uitstapjes, gevraagd of zij toestemming geven voor het uitstapje. Bij gezamenlijke uitstapjes gaat er van iedere BSO minimaal één eigen pedagogisch medewerker mee, en houden wij ons aan de BKR.

Dagindeling op de BSO

Korte middagen

14:00-15:00 uur:

De groepsruimte is klaargemaakt voor gebruik; de kinderen zijn uit school gehaald en hun binnenkomst is op de presentielijst genoteerd. Samen drinken we limonade, water, thee of sap en eten een cracker en/ of fruit. Tijdens het eten praten we over hoe de rest van de middag ingevuld gaat worden; wie gaat waarmee spelen, wie heeft er huiswerk en welke activiteiten kunnen er bedacht en gedaan worden. Soms heeft de pedagogisch medewerker een activiteit voorbereid; zij inventariseert wie er mee willen doen.

15.30-17:30 uur:

Periode met activiteiten; vrij spel, buiten spelen, ‘chillen’, zelf een activiteit uitvoeren of meedoen met een activiteit op initiatief van de pedagogisch medewerker. Kinderen die huiswerk hebben, hebben afgesproken op welk moment ze dit huiswerk gaan doen. De pedagogisch medewerker bewaakt samen met het kind de tijd en samen wordt ervoor gezorgd dat het huiswerk op tijd klaar is.

17.30-18.30

Kinderen kunnen worden opgehaald. Samen drinken en eten we nog een kleine snack; er is tijd voor een gezelschapsspel of knutselen. Kinderen die worden opgehaald vertellen samen met de pedagogisch medewerker hoe de dag is geweest; op school en op de BSO. De pedagogisch medewerker kijkt in het school-overdracht schrift of er meldingen zijn van de leerkracht. De pedagogisch medewerker neemt afscheid en noteert het vertrek van ieder kind op de planning.

Lange middagen

11:30-13:00uur:

De groepsruimte is klaargemaakt voor gebruik; de kinderen zijn uit school gehaald en hun binnenkomst is op de presentielijst genoteerd. Samen drinken we water, thee of melk en eten brood of een warme maaltijd. Tijdens het eten praten we over hoe de rest van de middag ingevuld gaat worden; wie gaat waarmee spelen, wie heeft er huiswerk en welke activiteiten kunnen er bedacht en gedaan worden. Soms heeft de pedagogisch medewerker een activiteit voorbereid; zij inventariseert wie er mee willen doen.

13.30-17:00 uur:

Periode met activiteiten; vrij spel, buiten spelen, ‘chillen’, zelf een activiteit uitvoeren of meedoen met een activiteit op initiatief van de pedagogisch medewerker. Kinderen die huiswerk hebben, hebben afgesproken op welk moment ze dit huiswerk gaan doen. De pedagogisch medewerker bewaakt samen met het kind de tijd en samen wordt ervoor gezorgd dat het huiswerk op tijd klaar is.

17.00-18.30

Kinderen kunnen worden opgehaald. Samen drinken en eten we nog een kleine snack; er is tijd voor een gezelschapsspel of knutselen. Kinderen die worden opgehaald vertellen samen met de pedagogisch medewerker hoe de dag is geweest; op school (de pedagogisch medewerker kijkt in het school-overdracht schrift of er meldingen zijn van de leerkracht) en op de BSO. De pedagogisch medewerker neemt afscheid en noteert het vertrek van ieder kind op de daglijst.

BSO tijdens de school vakantie

7:30-9:30 uur:

De groepsruimte wordt klaargemaakt, de kinderen worden gebracht. Kinderen kunnen vrij spelen in de groepsruimte. Als er een uitstapje gepland is, wordt ouders meestal gevraagd om de kinderen op tijd te brengen. Dan gaan we rond 9:30 uur op pad.

9:30 uur:

Morgens wordt er fruit gegeten en thee of water gedronken. Tijdens dit moment aan tafel nemen we samen de dag door; wie wil wat doen, hebben we nog bijzondere activiteiten of zijn er kinderen met eigen ideeën. Gaan we dat vandaag doen of plannen we dat voor later in de week of vakantie in. Na het fruit gaan de kinderen doen wat we hebben afgesproken; vrij spel, een activiteit, binnen of buiten. .

12:30 uur:

Als we een uitstapje gepland hebben, of een gezamenlijke activiteit met een andere BSO van Mops, nemen we een lunchpakket mee; als we op de locatie eten, dan eten we samen een warme maaltijd. We eten altijd met elkaar aan tafel. We beginnen samen met eten en wachten tot iedereen klaar is voor we van tafel gaan. Daarna gaan we door met spel activiteiten binnen en/ of buiten.

15.00 uur:

We eten een tussendoortje (cracker of gezonde koek) met limonade, water of thee. Daarna is er tijd om te spelen. Als we op uitstap zijn geweest zijn we rond 16:00 uur weer terug op de locatie, tenzij dat anders met de ouders is afgesproken.

16.00-18.30 uur:

De kinderen worden weer opgehaald. Samen met het kind vertellen we hoe de dag is geweest; we laten eventueel foto’s zien en bespreken samen welke plannetjes we hebben voor de rest van de week of vakantie.

De dagindeling tijdens vakantie op de BSO wordt door activiteiten, uitstapjes en samenwerking met andere locaties, maar ook doordat kinderen vaak op meer diverse tijden gehaald en gebracht worden, vaak los gehanteerd.

5. In de wereld van MOPS begint een leven lang leren.

In dit hoofdstuk vertellen we hoe we omgaan met leren binnen onze organisatie. Op de eerste plaats het stimuleren van de persoonlijke competenties van kinderen en het overdragen van normen en waarden. We vertellen welke ontwikkelingsgebieden we onderscheiden en welk spelaanbod we hebben om kinderen te ondersteunen en te stimuleren in hun ontwikkeling en hoe we dit aanbieden. Tot slot besteden we een deel van dit hoofdstuk aan onze medewerkers, die ook iedere dag blijven leren en zich iedere dag blijven ontwikkelen.

Ons uitgangspunt; In de wereld van MOPS begint een leven lang leren

Een leven lang leren staat gelijk aan het proces van je persoonlijke en sociale ontwikkeling. Een kind ontwikkelt zich en leert de hele dag door. Ieder leermoment is antwoord op een vraag.
Wie ben ik, wie ben jij, wat is dat, hoe werkt dit, hoe reageer jij, hoe voelt dit, hoe ruikt dit, hoe smaakt dit, wat is dit, wat kan ik, hoe werken we samen, hoe maak ik ruzie en hoe maak ik het weer goed, wat is van mij, wat is van jou, wat zie ik en ga zo maar door. Een kind leert zo zijn eigen lichaam, zijn eigen emoties, zijn sociale en tastbare omgeving (her)kennen en beïnvloeden en wordt zich bewust van oorzaak en gevolg.
Kinderen leren door te spelen, zo onderzoeken ze de wereld. Door naar andere mensen te kijken en hun gedrag te imiteren ontdekken ze nieuwe dingen. Kinderen doen graag mee in een groep en helpen graag, zo leren ze van hun leeftijdsgenoten en pedagogisch medewerkers hoe de wereld in elkaar zit. De pedagogisch medewerkers bieden ze deze leermogelijkheden, geven kinderen woorden om hun ervaringen te beschrijven en geven kinderen de ruimte om op hun eigen tempo en eigen wijze iedere stap in hun ontwikkeling te zetten.

Wat willen we daarmee bereiken? Bijdragen aan persoonlijke competenties en de ontwikkelingsgebieden.

De persoonlijke competenties van kinderen kan je verdelen in de schijf van vijf; de emotionele competenties, de motorische- en zintuiglijke competenties, de cognitieve competenties en de taalcompetenties. Een competentie is meer dan alleen ‘iets kunnen’; het gaat juist ook om weten waarom je iets wilt en dat je kennis en inzicht krijgt hoe je dat wil bereiken.
Een belangrijk uitgangspunt binnen MOPS is daarbij het versterken van de zelfstandigheid van de kinderen. Kinderen worden, als ze daar aan toe zijn, gestimuleerd om actief deel te nemen aan bijvoorbeeld het kiezen van activiteiten, het versieren van de groepsruimte en te helpen bij het tafeldekken of andere klusjes. Dit versterkt hun motivatie om een nieuwe vaardigheid te leren en geeft ze kennis en inzicht over hoe ze dat kunnen bereiken, waardoor ze geprikkeld worden om zelf hun competenties te vergroten.
Doordat de groepsruimte en andere speelruimtes (hal, buitenspeelplaats) op een doordachte manier worden ingericht, worden kinderen geprikkeld tot spelen en ontdekken. Daarbij wordt aandacht besteed aan verschillende ontwikkelingsniveaus en verschillende interessegebieden, van klim- en klautermogelijkheden tot gezelschapsspelen.
In het dagprogramma is ruimte voor vrij en georganiseerd spel. Bij de georganiseerde activiteiten wordt aandacht besteed aan alle ontwikkelingsgebieden door middel van activiteiten zoals kleien, muziek maken en dansen. Alle kinderen worden ook individueel gevolgd en begeleid.

Hoe doen we dat op Mops Beverwijk?

Kinderen stimuleren in hun zelfstandigheid; bijvoorbeeld:

    • Kinderen krijgen een medaille of sticker als ze een opdracht goed doen.

    Het kind mag eigen keuzes maken: ‘waar wil ik mee spelen?’ en ‘wat wil ik op mijn brood?’. Als een kind een keer niet mee wil doen aan een groepsactiviteit kan dat ook (kinderen kunnen ook individueel spelletjes doen).

    –    Pedagogisch medewerkers leren de kinderen om te helpen bij het uitvoeren van taken in de groep, zoals het opruimen van speelgoed of het dekken van de tafel.

    –     Een kind wordt gestimuleerd zelf zijn/haar ‘probleempjes’ op te lossen. Als dat niet lukt dan      kan de pedagogisch medewerker het kind helpen zich duidelijk te maken bv. door tegen het kind te zeggen: ‘Zeg maar dat je dat niet leuk vindt’.

    • Stimuleren van de taalontwikkeling. Bijvoorbeeld door het (samen) lezen of voorlezen van boeken, maar ook (begeleideinde) gesprekken/verhalen, of het schrijven van groepsregels e.d. voor de grotere kinderen.

     

    • Stimuleren ontwikkeling van fijne motoriek.. De pedagogisch medewerkers laten de kinderen steeds weer met elke activiteit op hun eigen niveau meedoen. Om de fijne motoriek te stimuleren bieden we verschillende activiteiten aan zoals, knippen, plakken, kralen rijgen, puzzels en verschillende soorten insteekspeelgoed.

     

    • Stimuleren van de grove motoriek. Dit doen we voornamelijk met sport- en spelactiviteiten buiten.

     

    • Stimuleren van de cognitieve ontwikkeling. Dit gebeurt de hele dag door, door de kinderen vragen te stellen en hen zelf na te laten denken over dingen, maar ook door middel van spelletjes zoals kwartet of Memory.



    • Kinderen leren om te gaan met hun emoties. Bijvoorbeeld door hen beter inzicht te laten krijgen in de emoties; wat gebeurt er met me als ik boos of blij ben?

     

    • Ruimte bieden voor fantasiespel. Hier is de hele dag door ruimte voor, maar dit kan nog verder gestimuleerd worden door middel van het maken en uitvoeren van toneelstukjes of rollenspellen in de daarvoor bestemde ruimtes zoals de huishoek.

     


    • Bieden van leeftijdsgerichte activiteiten. We kijken naar wat een kind kan en waar het wellicht uitgedaagd kan worden. Zo mogen de grotere kinderen de kleinere kinderen voorlezen.

     

Wat willen we daarmee bereiken? Het overdragen van normen en waarden

Kinderen willen bij de groep horen en willen het graag goed doen, ze zijn gevoelig voor regels en gezamenlijke rituelen. Het overdragen van normen en waarden betekent dat je leert hoe wij in onze maatschappij met elkaar omgaan. Normen zijn regels (zoals, je mag niet stelen, niet schelden, je mag elkaar geen pijn doen).
Waarden gaan over hoe je met elkaar omgaat, zoals; respect hebben voor elkaar, elkaars grenzen kennen en respecteren, de sociale regels leren kennen; zoals beleefdheidsvormen (dank je wel zeggen, iemand voor laten gaan, u zeggen tegen volwassenen die je niet kent, wachten tot iedereen uit de trein is gestapt voor je zelf instapt), elkaar helpen en samen delen. Deze morele ontwikkeling betekent ook dat kinderen leren om voor zichzelf of een ander op te komen, respect te hebben voor de verschillen in mensen en de emoties ervaren die horen bij je morele ontwikkeling, zoals je schamen, trots zijn en je schuldig voelen.
Kinderen die ‘goed opgevoed’ zijn, hebben de kans gekregen hun talenten te ontplooien binnen deze kaders van de samenleving en leveren later een bijdrage aan het economisch en cultureel welzijn. Het ervaren van de democratie van het samenleven in een groep op een kindercentrum is een geweldige voorbereiding op het leven in een democratische samenleving.

Hoe doen we dat bij Mops Beverwijk?

  • Kinderen leren elkaars grenzen respecteren.
  • Kinderen leren wat de regels op de groep zijn en denken daar samen over na.
  • Kinderen leren wat de regels in de omgeving van het kindercentrum. zijn
  • Kinderen kunnen zich voorstellen wat een ander voelt.
  • Pedagogisch medewerkers laten zien hoe je met elkaar omgaat.

Ondersteuning en begeleiding van de pedagogisch medewerkers

De medewerkers van MOPS vormen het hart van de organisatie. Geschoolde, gemotiveerde en enthousiaste medewerkers zorgen ervoor dat het beleid van MOPS niet alleen op papier maar ook in de praktijk te zien, te voelen en te horen is. Net zoals de ouders en de kinderen van MOPS is het belangrijk dat ook de medewerkers van MOPS kinderopvang zich gewaardeerd voelen en lekker in hun vel zitten. Een goed contact met je leidinggevende en een open prettige werksfeer zijn daarom heel belangrijk. Ook medewerkers van MOPS leren een leven lang; op hun eigen initiatief, spontaan, van elkaar, maar ook georganiseerd, door middel van teamoverleg, persoonlijke coaching, studiedagen en eventueel beroepsgerichte opleidingen. Zeggen wat je doet, doen wat je zegt. Dus geen wollig jargon, geen eindeloze zinnen die niets zeggen. Bij MOPS vinden wij het belangrijk dat onze medewerkers bewust en integer handelen en kunnen vertellen wat ze doen en waarom ze dat doen. Zo begrijpen kinderen, ouders en collega’s wat ze van medewerkers van MOPS kunnen verwachten. Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen handelen, zelf oplossend nadenken, dat willen wij kinderen graag bijbrengen en dat vragen wij dus ook van de mensen die bij MOPS werken.

Het pedagogische visie en uitgangspunten en het pedagogisch beleidsplan zijn de basis van het werk. Dit staat in de Paraplu van MOPS waarin visie, beleid, werkinstructies en protocollen zijn opgenomen. Relevante stukken die de groep betreffen, zoals het verstrekken van medicijnen, het omgaan met zieke kinderen, uitstapjes, zijn ook opgenomen in de Paraplu. Op ieder kindercentrum is dit beleid aanwezig en ligt ter inzage voor ouders en medewerkers. Bij werkbesprekingen en team-overleggen wordt de Paraplu steeds als basis gebruikt.

Alle pedagogisch medewerkers hebben een op het vak gerichte opleiding afgerond of zijn bezig met de studie tot groepspedagogisch medewerker (er werkt maximaal één pedagogisch medewerker in opleiding per groep). Hoe wij omgaan met het inzetten van medewerkers in opleiding staat beschreven in ons Protocol/ werkinstructie Inzet medewerkers in opleiding.

 

Pedagogisch handelen: de rol van de pedagogisch medewerker

Onze pedagogisch medewerkers zijn de spil in de uitvoering van het pedagogisch beleid. Hun inzicht en begrip voor de kinderen en de manier waarop zij met de kinderen omgaan, bepaalt de kwaliteit van onze organisatie. Zij zorgen ervoor dat de kinderen zich veilig en prettig voelen, zij begeleiden de kinderen bij het leren en ontwikkelen.

interactievaardigheden:

Bij Kindercentrum Mops maken wij gebruik van 6 interactievaardigheden. zijn de belangrijke pijlers voor onze houding en communicatie naar de kinderen toe. De PM-ers worden getraind in het toepassen van deze interactievaardigheden door coaching op de werkvloer.

We onderscheiden zes interactievaardigheden:

Sensitieve responsiviteit: Dit wordt ook wel warmte of ondersteunende aanwezigheid genoemd. De pedagogisch medewerkers zijn gevoelig (sensitief) en beschikken over de vaardigheid om signalen van de kinderen op te merken en daar op een passende wijze op te reageren (responsief). Ze nemen de tijd voor kinderen en hebben een positieve benadering. Uitgangspunt is dat ieder kind zich mag uiten, zich opgemerkt en begrepen voelt.

Respect voor de autonomie: Respect voor autonomie betekent kinderen voor vol aanzien en rekening houden met hun gevoelens, wensen en mogelijkheden en daarover met het kind in gesprek gaan. Praten mét een kind (ondersteunende en begeleidende houding) in plaats van tegen een kind of over zijn hoofd heen. Pedagogisch medewerkers geven kinderen de ruimte om actief dingen zelf te proberen en er is waardering voor elk individu, want ieder kind is uniek. Bij respect voor autonomie hoort ook het voorbereiden op de dingen die komen gaan en een kind een eigen inbreng in de gang van zaken te geven, zodat het niet volledig afhankelijk is van wat een volwassene wil doen.

Structuur en grenzen stellen: Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en structuur. Het geeft kinderen houvast en vergroot daarmee het gevoel van veiligheid en zekerheid. Op onze locaties vinden kinderen structuur in een vaste groep en pedagogisch medewerkers, een vaste dagindeling, vaste plekken voor de verschillende activiteiten, vaste plaatsen voor materialen en een duidelijke opbouw van activiteiten. Ook rituelen, zoals bijvoorbeeld een liedje aan het begin van de maaltijd, helpen de kinderen om de structuur te onthouden en om te weten wat er van ze wordt verwacht. Pedagogisch medewerkers zorgen voor de dagelijkse structuur, zij hebben overzicht en kijken vooruit, zij weten waar ze naar toe willen en hoe ze dit willen bereiken. In hun aanwezigheid zelf bieden structuur door voorspelbaar en consequent te zijn in gedrag.

Door consequent en respectvol grenzen te stellen aan het gedrag van kinderen, weten kinderen wat van hen verwacht wordt en wat wel en wat niet mag. Door situaties positief te benaderen, zelf het goede voorbeeld te geven, gedragsregels regelmatig te herhalen, gewenst gedrag te benoemen en te belonen, kan gewenst gedrag in stand blijven. Wanneer een kind iets doet, wat niet mag, is het belangrijk dat je kort uitlegt waarom dat gedrag niet geaccepteerd wordt. Ook kun je uitleggen wat de gevolgen van deze daden zijn voor een ander en voor de gevoelens van een ander.

Praten en uitleggen: Door middel van taal leren kinderen zichzelf en de wereld om zich hen heen te begrijpen. De gehele dag is er taal (uitwisseling van interacties) en zijn pedagogisch medewerkers zeer alert op initiatieven van het kind. Ze luisteren met aandacht naar wat de kinderen proberen te vertellen (verbaal en non-verbaal) en reageren daar op. Naast woorden gebruiken ze ook hierbij oogcontact, lichaamstaal, op schoot nemen, troosten, samen lachen en verwoorden dat wat ze zien bij het kind. Ze vertellen ook aan de kinderen wat ze doen. Door veel uitleg te geven en te praten met kinderen in een vorm, tempo en inhoud die aansluit bij het niveau van het kind, krijgen kinderen grip op wat er gebeurt en na een tijdje kunnen ze ook zelf vertellen wat ze willen.

Ontwikkelingsstimulering: Bij ontwikkelingsstimulering gaat het om de dingen die je als pedagogisch medewerker doet om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren. Daarvoor moet je het kind volgen in zijn ontwikkeling en aansluiten bij de behoeften en interesses van het kind. Hiervoor moet je niet alleen op de hoogte zijn van het ontwikkelingsverloop van kinderen, je moet ook weten hoe je kinderen moet observeren. Die observaties zijn dan weer het uitgangspunt voor hoe je handelt.

‘Kansen grijpen en kansen creëren ’

Pedagogisch medewerkers stimuleren ontwikkeling door te praten over en wijzen op nieuwe mogelijkheden in bestaande activiteiten en materialen, ook nodigen wij kinderen uit om juist nieuwe activiteiten en materialen te onderzoeken. Ontdekken mogen kinderen met hun hele lijf, op hun eigen manier en in hun eigen tempo. Wij stimuleren de kinderen om te verkennen en te beleven: het voelen van plaksel is veel belangrijker dan het uiteindelijke plakwerk. Sommige kinderen leren vooral door te imiteren, of kijken eerst heel goed wat er gebeurt, daarvoor krijgen ze bij ons alle ruimte. De pedagogisch medewerkers grijpen en creëren kansen om met de kinderen te praten, te onderzoeken, te ervaren en te leren.

‘Verkennen, verbinden, verrijken ’

Verkennen, verbinden, verrijken is een methodiek van drie stappen waarbij pedagogisch medewerkers kijken naar de situatie (verkennen), inschatten wat de behoefte is en daarop inspringen (verbinden) en kansen grijpen om te verdiepen (verrijken). Door het zorgvuldig inzetten van deze acties hebben pedagogisch medewerkers altijd oog voor hoe het met de kinderen gaat, wat ze doen en welke signalen ze afgeven. Wanneer kinderen zich helemaal veilig en prettig voelen is er ruimte om te leren en daar springen wij dan op in door passend aanbod waarin kinderen uitgedaagd worden om net een stapje verder te maken dan zij hiervoor van zichzelf in zich hadden.

Begeleiden van interacties tussen kinderen: Het is positief voor de ontwikkeling van kinderen om spelenderwijs ervaringen op te doen met leeftijdsgenootjes. Ze maken samen plezier, ze leren van en met elkaar en doen zo ervaring op. Een ideale plaats om sociale vaardigheden te oefenen voor later in de maatschappij. Pedagogisch medewerkers creëren situaties waarin positieve interacties tussen kinderen gestimuleerd worden, ze bevorderen de aandacht van de kinderen voor elkaar, ze versterken de onderlinge relatie door bijvoorbeeld kinderen bij spel te betrekken en samenspel te ondersteunen.

Medewerkers geven de kinderen de gelegenheid om hun onderlinge botsingen samen op te lossen omdat kinderen daar van leren hoe ze met anderen om kunnen gaan. Als de kinderen er samen niet uitkomen, bieden ze steun bij het vinden van een oplossing. Natuurlijk zorgen ze altijd voor een veilige omgeving waarin de kinderen weten dat ze beschermd worden tegen agressie en pijn.

Alle pedagogisch medewerkers hebben een op het vak gerichte opleiding afgerond of zijn bezig met de studie tot groepspedagogisch medewerker (er werkt maximaal één pedagogisch medewerker in opleiding per groep). Hoe wij omgaan met het inzetten van medewerkers in opleiding staat beschreven in ons Protocol/ beleid Inzet pedagogisch medewerkers en stagiaires in opleiding.

Stagiaires en medewerkers in opleiding

Bij Mops begint, zowel voor kinderen, medewerkers en stagiaires een leven lang leren. Een leerbedrijf biedt de mogelijkheid aan toekomstige pedagogisch medewerkers om ervaringsgericht, in de praktijk hun nieuwe kennis en vaardigheden te toetsen en te verrijken. Voor onze eigen medewerkers biedt de stagiaire of medewerker in opleiding de kans om met frisse ogen naar hun eigen vak en de invulling en uitvoering daarvan te kijken. Voor de stage- begeleiders en stagiaires bieden de begeleidende gesprekken ruimte voor wederzijdse reflectie. Het uitgangspunt is dat je van elkaar leert, dus wederzijds profiteert van een leerbedrijf zijn.

Mops Kinderopvang streeft met het bieden van beroeps praktijk vorming plaatsen de volgende doelen na:

– Het opleiden van toekomstige pedagogisch medewerkers om personeelsaanbod op peil te houden

– Een frisse kijk op de organisatie; op de hoogte blijven van de nieuwste ontwikkelingen in de kinderopvang

– Extra handen, voor extra aandacht voor de groep

– Contacten met scholen onderhouden, bijvoorbeeld over opleidingsinhoud/ vernieuwing en schoolbegeleiding

Onze visie op beroepspraktijkvorming

De werkplek wordt gezien als een leerrijke omgeving. Enerzijds kan de stagiaire tijdens het werken (on)bewust leren (ervaringsleren), anderzijds wordt er doelgericht en volgens een vooraf vastgestelde methode geleerd. Beide vormen van leren zijn noodzakelijk en vormen een wezenlijk onderdeel van de leerweg van de pedagogisch medewerker in opleiding.

Door het aanbieden van stage- en/of leerwerkplaatsen kunnen wij nieuwe pedagogisch medewerkers met behulp van onze begeleiding, praktisch en pedagogisch leren handelen en leren te reflecteren op het eigen handelen in relatie tot de gestelde leerdoelen. Stagiaires vormen enerzijds een bron van extra werkdruk voor de pedagogisch medewerkers, anderzijds geeft een nieuwe, frisse blik ook weer een impuls aan de eigen leercyclus van de betrokken pedagogisch medewerkers. De stagiaire biedt ook ruimte voor werken in kleinere groepen en kan, indien zij goed functioneert, extra mogelijkheden geven voor het aanbieden van specifieke activiteiten. De stagiaire kan bijvoorbeeld worden ingezet voor het begeleiden van knutsel- of spelactiviteiten; in eerste instantie onder begeleiding van een vaste pedagogisch medewerker en later, als zij voldoende ervaring heeft opgedaan, zelfstandig. Ook kan zij worden ingezet om toezicht te houden op het buitenspelen. Samen met een vaste pedagogisch medewerker of als ‘oogje in het zeil’ en om zelfstandig ervaring op te doen bij kinderen die volgens hun zelfstandigheidsverklaring al zelfstandig mogen buitenspelen.

Stagiaires worden niet zelfstandig ingezet om kinderen uit school te halen, omdat wij het belangrijk vinden dat de overdracht vanuit school en de wandeling of rit van school naar de opvang onder toezicht van een vaste pedagogisch medewerker plaatsvindt.

Het evenwicht tussen de ‘kosten en baten’ van stagiaires op de groep is sterk afhankelijk van de kwaliteiten van de pedagogische medewerkers enerzijds, en de competenties en mogelijkheden van de stagiaire anderzijds. De kwaliteitscoach houdt dit evenwicht in de gaten en zetten alleen daar stagiaires in waar beide partijen er optimaal gebruik van kunnen maken.

Vastgelegde criteria voor formatieve inzet

–  Leerlingen van de BOL-opleiding (SPW 3 of 4) gaan naar school en moeten daarnaast een aantal blokken stage lopen. Leerlingen in opleiding die een BOL-traject volgen, staan boventallig op de groep, dus naast gediplomeerde pedagogisch medewerkers. Uitzondering hierop is het incidenteel vervangen in geval van ziekte van een pedagogisch medewerker en tijdens schoolvakanties van de student. Zij kunnen buiten hun stagedagen incidenteel ingezet worden als (betaald) pedagogisch medewerker vanaf het eerste en 2e leerjaar van 0 tot 100% (m.u.v. het eerste jaar) op de eigen stagelocatie. In het 3e leerjaar is dit 100%. In dit leerjaar kan de BOL student (PW3 en PW 4) ingezet worden naast een gediplomeerde pedagogisch medewerker. Stagiaires die de opleiding SPW2 volgen staan altijd boventallig op de groep en worden in al hun werkzaamheden altijd begeleid door een pedagogisch medewerker.
–  Leerlingen van de BBL-opleiding hebben bij ons een werk-leerovereenkomst, zij zijn pedagogisch medewerker in opleiding en gaan daarnaast één keer in de week naar school. Zij hebben een arbeidsovereenkomst voor de duur van de opleiding. In de eerste en tweede fase van de opleiding kan er sprake zijn van een oplopende formatieve inzet tot 100%. De werkgever stelt de mate waarin iemand zelfstandig als pedagogisch medewerker op de groep kan werken vast op basis van informatie van de begeleider vanuit de opleiding en BBL-begeleidster. Het derde jaar is elke BBL-er 100% inzetbaar. Dit staat beschreven in het CAO Branche Kinderopvang Nederland (BKN).

Vrijwilligers

Zo nu en dan werken we –een aantal dagen in de week- met een vrijwilliger die de medewerkers op de groep ondersteunt met huishoudelijke taken. De vrijwilliger beschikt over een verklaring omtrent gedrag.

Administratieve ondersteuning

De medewerkers op de locatie worden ondersteund door de kantoormedewerkers van MOPS. Zij verzorgen de contracten, maken samen met de managers de kindplanning en zorgen voor ondersteuning bij ruilen en afnemen van extra dagen en allerhande vragen van ouders met betrekking tot de financiën en contracten.

Pedagogische ondersteuning

De medewerkers op de locatie worden ondersteund door de directie, kwaliteitscoach en de beleidsmedewerker bij het uitvoeren van hun pedagogische taken. Directie, de kwaliteitscoach en de beleidsmedewerker zorgen samen voor een samenhangend geheel van (pedagogisch) beleid, protocollen, werkinstructies en ondersteuning op de werkvloer. Tijdens de teamvergaderingen, de jaarlijkse studiedag en aan de hand van observaties en ondersteuning op de werkvloer, komen alle onderdelen van het (pedagogisch) beleid jaarlijks, of vaker indien nodig, aan bod.

Groepshulp

De pedagogisch medewerkers kunnen worden ondersteund door een groepshulp. Zij assisteert de pm-ers dan bij huishoudelijk werk en verzorgende werkzaamheden. Zoals bijvoorbeeld, assisteren bij het toiletbezoek en handenwassen. Maar ook bij het eten/drinken, buitenspelen en bij uitjes.

Ook ondersteunt zij zonodig de medewerkers bij het openen en sluiten om de 4 ogen principe te waarborgen als tweede volwassene.

Directie

De directie geeft de algemene richting van de organisatie aan en stuurt de locaties aan via de kwaliteitscoach en de beleidsmedewerker. Zij is op verzoek aanwezig bij de vergaderingen van de Oudercommissie en onderhoudt de externe contacten met GGD, gemeente en andere instanties.

De kwaliteitscoach

De kwaliteitscoach heeft de dagelijkse leiding over de kindercentra van MOPS. Zij maakt (in samenwerking met de administratieve staf op het kantoor) de kindplanning en de roosters van medewerkers (dagelijkse planning, achterwacht, vakantieplanning, ziektevervanging etc). Zij maakt, in overleg met de groepsmedewerkers de agenda voor de diverse overlegmomenten en is aanwezig bij de teamvergaderingen. Zij is verantwoordelijk voor het tijdig uitvoeren van het beleidsplan Veiligheid en Gezondheid en de daarbij komende te nemen acties. Samen met de PM-er Plus voert zij de observaties op de werkvloer uit en coacht de pedagogisch medewerkers in hun handelen.

De kwaliteitscoach zorgt voor het inwerken van nieuwe medewerkers (pedagogisch handelen, inhoud van pedagogisch beleid doornemen, inhoudelijk bespreken van protocollen en werkinstructies).

De beleidsmedewerker

De beleidsmedewerker van MOPS wordt structureel ingezet op freelance basis en biedt inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning aan directie en kwaliteitscoach. Zij ontwikkelt en schrijft pedagogisch inhoudelijk beleid en coacht de kwaliteitscoach bij het implementeren van nieuw of aangepast beleid. Zij ondersteunt inhoudelijk bij het observeren en coachen van de pedagogisch medewerkers op de groep.

6. Samen maken wij de wereld van MOPS

Ons uitgangspunt; Samen maken wij de wereld van MOPS

Ouders, kinderen, medewerkers en omgeving maken samen de wereld van MOPS. Samen zijn wij verantwoordelijk voor alles wat er gebeurd binnen MOPS. Als partners, als samenwerkende partijen, als ontdekkingsreizigers, bezig met alles wat er te beleven, te leren, te ontdekken en te ontwikkelen valt in de wereld van MOPS.

Behalve een ontdekkingsreis, is het voor medewerkers, ouders en omgeving ook een grote verantwoordelijkheid. Het zorgen voor en opvoeden van jonge kinderen is uitdagend en zwaar werk, zowel emotioneel als fysiek. Samenwerking en partnerschap zorgen voor verbinding tussen thuis en kindercentrum en bieden daarmee een veilige basis voor ieder kind. Samenwerking en partnerschap zorgen ervoor dat er voldoende sociale controle is- zo zijn er eerder 6, 8 of 10 ogen- dan 4 ogen die meeluisteren, meedenken in het belang van het kind.

De pedagogisch medewerkers en de ouders van een kind zijn partners in de verzorging en opvoeding van het kind. Regelmatig overleg en een goede afstemming vormen de basis voor dit partnerschap.

Daar waar ouders eindverantwoordelijk zijn voor het welzijn van hun kind, neemt de kinderopvang een stuk van de praktische verantwoordelijkheden over, zodat een ouder kan werken of naar school kan gaan. De kinderen zijn onderverdeeld bij de pedagogisch medewerkers, zodat kinderen onder hun verantwoording vallen m.b.t. observeren en oudergesprekken. Dit is extra overzichtelijk voor de pedagogisch medewerker, en voor ouders (en kind) is duidelijk dat er één vast aanspreekpunt is.

Om ervoor te zorgen dat het kind zich prettig voelt, is het belangrijk dat ouders en pedagogisch medewerkers regelmatig overleg hebben. Korte dagelijkse overlegmomenten en daarnaast regelmatig iets langere gesprekken waarin uitgebreider kan worden ingegaan op de ontwikkeling van het kind en de ervaringen met het kind thuis en in de opvang.

Tot slot zijn er ook formele overlegmomenten, waarin de organisatie door middel van de oudercommissie de voor ouders en kinderen belangrijke zaken overlegt en daar indien nodig formeel advies over vraagt (meer informatie hierover staat in het Protocol/ werkinstructie Oudercommissie en Ouderinspraak).

Afstemming over verzorging en opvoeding van een kind met de ouders is heel belangrijk. Daarom gaan de pedagogisch medewerkers serieus in op vragen, opmerkingen en suggesties die door de ouders gegeven worden, die in het belang zijn van het kind en/of de groep en passend zijn binnen het beleid van MOPS.

Samen met de ouders wordt besproken hoe het in algemene zin met het kind gaat (vriendschappen, rol in de sociale groep, fysiek welbevinden), hoe het op school gaat, hoe de (schoolse) ontwikkeling verloopt. en hoe de opvoeding thuis gaat.

  • Samen met ouders wordt de ontwikkeling van een kind gevolgd.
  • Samen met de ouders wordt er naar oplossingen gezocht.
  • Samen met ouders wordt er genoten van anekdotes over het kind
  • Samen met ouders wordt het beleid van het kindercentrum besproken.

De overdracht is bij Mops Beverwijk een belangrijk onderdeel van het contact met ouders. De pedagogisch medewerkers vertellen tijdens de overdracht aan de ouders de volgende punten:

  • hoe de dag is verlopen: wat heeft het kind gedaan, activiteiten e.d.
  • hoe het gedrag van het kind die dag was: vrolijk, druk
  • met wie het kind gespeeld heeft
  • een leuk moment/opmerking/anekdote van het kind van die dag
  • eventuele bijzonderheden van school

Wij vinden het belangrijk dat we ouders eerlijk en integer verslag doen over hun kind, ook als het niet zo leuk is om te horen. Gelukkig heeft iedere dag, naast eventuele mindere momenten, ook vrolijke of grappige momenten. We proberen over ieder kind iedere dag iets unieks te vertellen, zodat de ouder weet dat zijn of haar kind die dag echt gevolgd en opgemerkt is.

Oudercommissie

In de Wet kinderopvang is geregeld dat ouders er recht op hebben om invloed uit te oefenen op het beleid van de kinderopvang. Ieder kindercentrum van MOPS heeft een eigen Oudercommissie, waarin de ouders worden vertegenwoordigd. De oudercommissie behartigt de belangen van de ouders/verzorgers en kinderen en draagt bij aan een goed functioneren van de kinderopvang. Een oudercommissie kan advies uit brengen over elk voorgenomen besluit dat te maken heeft met:

  • Het pedagogisch beleidsplan,
  • Inzetbaarheid beroepskrachten in opleiding,
  • Groepsgrootte,
  • Aantal kinderen per PM-er,
  • Het algemene beleid op het gebied van opvoeding,
  • Het beleid met betrekking tot spel- en ontwikkelingsactiviteiten ten behoeve van de kinderen,
  • Beleidsplan Veiligheid en Gezondheid,
  • Voedingsaangelegenheden,
  • Openingstijden,
  • Wijziging van de prijs van de kinderopvang
  • Vaststelling of wijziging van een regeling inzake de behandeling van klachten.

Daarnaast kan de oudercommissie ook ongevraagd adviseren over de onderwerpen waarop de oudercommissie adviesrecht heeft. Ook wordt de oudercommissie gevraagd te ondersteunen bij de extra activiteiten die we jaarlijks organiseren. De oudercommissie vergadert ongeveer 4 maal per jaar.

De taken en bevoegdheden van de oudercommissie staan beschreven in het reglement van de oudercommissie. In het protocol oudercommissie staat uitgelegd hoe de oudercommissie is samengesteld en welke taken, verantwoordelijkheden, rechten en mogelijkheden deze commissie heeft.

Klachten van ouders

Wanneer een ouder een klacht heeft horen wij dit graag. Wij kijken graag samen met ouders hoe wij deze klacht het beste op kunnen lossen. Een klacht kan mondeling worden gemeld bij de pedagogisch medewerkers of de manager, of via het daarvoor bestemde klachtformulier, aanwezig op de kinderopvang. Mops Kinderopvang is aangesloten bij de Geschillencommissie Kinderopvang zodat, mochten wij er samen niet uitkomen, er een externe instantie is die de klacht verder in behandeling neemt. De Geschillencommissie Kinderopvang postbus 90600, 2509 LP Den Haag www.degeschillencommissie.nl.

Meer informatie over de klachtenbehandeling staat in het protocol en de werkinstructie klachtenbehandeling, het klachtformulier en het reglement van de klachtencommissie kinderopvang.

Externe samenwerking met scholen en andere instellingen rondom het jonge kind

CJG, consultatiebureau, schoolarts

Mops werkt samen met diverse instellingen rondom het jonge kind; op de eerste plaats zijn dit de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) en de consultatiebureau artsen, -verpleegkundigen en schoolarts. Deze samenwerking is vooral gericht op het bevorderen van opvoedingsondersteuning en het begeleiden naar adequate hulp bij het signaleren van opvallend gedrag. Op het moment dat de samenwerking een individueel kind of gezin betreft, gebeurt dit altijd met instemming en medeweten van de ouders of verzorgers.

Kenter Jeugdhulp

Mops wordt in Beverwijk ondersteunt door Kenter Jeugdhulp; bij zorgen rondom kinderen kunnen medewerkers van Kenter Jeugdhulp komen observeren en helpen zij de pedagogisch medewerkers bij het adequaat omgaan met kinderen die extra aandacht of zorg nodig hebben (Alert4you). Indien nodig kunnen kinderen en ouders voor extra ondersteuning ook rechtstreeks begeleid worden door medewerkers van Kenter Jeugdhulp; bij Mops of op de eigen locaties van Kenter Jeugdhulp.

Stimuleren van verantwoordelijkheidsgevoel

Samen met ouders, pedagogisch medewerkers en kind wordt het al eerder genoemde zelfstandigheidcontract ingevuld. Bij Mops vinden wij het heel belangrijk dat een kind zelfstandig mag doen wat hij zelfstandig kan doen. Zo bevorderen wij het zelfstandigheidgevoel en de zelfredzaamheid van een kind. Bij jonge BSO-kinderen gaat dit over zelf je activiteit kiezen en knutselmaterialen uit de kast pakken, bij oudere BSO-kinderen gaat het over zelfstandig buiten mogen spelen, en bij de 9+ kinderen gaat het over zelfstandig van school naar huis lopen; iedere leeftijd kent zijn eigen stappen en uitdagingen.

Naast deze verantwoordelijkheid vinden wij het ook belangrijk dat kinderen zich verantwoordelijk voelen voor hun omgeving. Samen het lokaal opnieuw inrichten, samen de speelgoedbakken sorteren, samen repareren wat kapot is gegaan, samen zorgen voor een schoon geveegd plein en de plantjes in de moestuin.

Samen zijn we ook verantwoordelijk voor elkaars welzijn; zorg voor elkaar, opkomen voor een ander, samenwerken, samen regels bedenken en elkaar daar aan houden; al deze leermomenten zorgen er voor dat het saamhorigheidsgevoel en het positieve groepsgevoel wordt bevorderd.

Overleg en afstemming met school
Vooral bij kinderen die opvallen is regelmatige afstemming over kinderen noodzakelijk om een consequente omgeving vanuit school, kinderopvang en thuissituatie te kunnen bieden. Door gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen school en kinderopvang elkaar en de ouders ondersteunen bij de aanpak van ontwikkeling- of gedragsproblemen. Juist deze integrale, gezamenlijke aanpak zorgt ervoor dat signalen vroegtijdig worden opgepikt en dat een kind zo optimaal mogelijk kan worden begeleid. Vanzelfsprekend vindt deze afstemming altijd met medewerking, medeweten en toestemming van ouders plaats.
Naast het overleg en de afstemming over individuele kinderen is ook afstemming op het gebied van activiteiten en thema’s mogelijk. Door als BSO in te haken op een schoolthema, kan de leerervaring van een kind worden versterkt en aan de andere kant, door activiteiten op elkaar af te stemmen of in ieder geval aan elkaar te melden, heeft een kind niet twee Sinterklazen op één dag en wordt na een intensieve sportdag op school geen uitstapje met de kinderen gepland op vrijdagmiddag.
Maar bovenal voelt een kind door afstemming tussen ouders, school en kindercentrum dat zijn werelden verbonden zijn, verband met elkaar houden.
Zo keren we terug naar de basis van dit pedagogisch beleid, waarin de wereld van het kind een centrale, verbonden wereld is waarin een kind lekker in z’n vel zit en zich veilig voelt, geborgen onder de paraplu van Mops Kinderopvang.

Stimuleren van verantwoordelijkheidsgevoel

Samen met ouders, pedagogisch medewerkers en kind wordt het al eerder genoemde zelfstandigheidcontract ingevuld. Bij Mops vinden wij het heel belangrijk dat een kind zelfstandig mag doen wat hij zelfstandig kan doen. Zo bevorderen wij het zelfstandigheidgevoel en de zelfredzaamheid van een kind. Bij jonge BSO kinderen gaat dit over zelf je activiteit kiezen en knutselmaterialen uit de kast pakken, bij oudere BSO kinderen gaat het over zelfstandig buiten mogen spelen en bij de 9+ gaat het over zelfstandig van school naar huis lopen; iedere leeftijd kent zijn eigen stappen en uitdagingen.
Naast deze verantwoordelijkheid, vinden wij het ook belangrijk dat kinderen zich verantwoordelijk voelen voor hun omgeving. Samen het lokaal opnieuw inrichten, samen de speelgoedbakken sorteren, samen repareren wat kapot is gegaan en samen zorgen voor een schoon geveegd plein en de plantjes in de moestuin.
Samen zijn we ook verantwoordelijk voor elkaars welzijn; zorg voor elkaar, opkomen voor een ander, samenwerken, samen regels bedenken en elkaar daar aan houden; al deze leermomenten zorgen ervoor dat het saamhorigheidsgevoel en het positieve groepsgevoel wordt bevorderd.

Feesten

Op Mops Beverwijk vieren wij alle feesten mee; o.a. Pasen, Sint Maarten, Sinterklaas en Kerst.  Iedere groep begint een aantal weken voor het feest met het knutselen en versieren van hun eigen groepsruimte en de gemeenschappelijke ruimtes. De verschillende activiteiten worden per groep bedacht, of er worden voorbeelden van elkaar gebruikt. Soms worden er bijzondere activiteiten rondom een feest georganiseerd, waar ook ouders en grootouders bij kunnen zijn; denk hierbij bijvoorbeeld aan een gezamenlijk Paas- of Kerst ontbijt, de Kinderboekenweek of een kinderdisco voor vriendjes en vriendinnetjes.

We organiseren jaarlijks een MOPS Familiedag voor alle locaties. We doen dit op een zaterdag, zodat ouders en kinderen hierbij aanwezig kunnen zijn. Aan de hand van een thema worden ruim van tevoren op alle groepen activiteiten gedaan en mooie werkjes gemaakt. Met spelletjes, liedjes, boekjes en bewegings- en fantasie activiteiten gaat het thema steeds meer leven voor de kinderen.
Tijdens het feest is er muziek, eten, drinken en er zijn spelletjes waaraan kinderen en ouders mee kunnen doen. Voor ouders is het een mooie gelegenheid om te zien welke vriendjes hun kind heeft gemaakt het afgelopen jaar en de andere ouders van de groep eens te ontmoeten en /of iets langer te spreken.

Als een kind afscheid neemt van Mops Beverwijk, bijvoorbeeld omdat hij of zij naar de middelbare school gaat of gaat verhuizen, wordt er ook een klein feestje gevierd. Wij vinden het belangrijk dat zo’n grote stap in een kinderleven goed wordt begeleid; het ritueel van afscheid nemen krijgt zo betekenis voor een kind en maakt ruimte voor nieuwe ervaringen.

7. Wie, wat, waar

In dit hoofdstuk beschrijven we het kindercentrum en de groepen. We vertellen over het gebouw en de inrichting en over de bijbehorende buitenruimte. In het tweede deel gaat het over de organisatie van de groepen en de inzet van medewerkers; de Pedagogisch medewerker/ Kind Ratio, de regels rondom samenvoegen van groepen, het inzetten van een achterwacht en het borgen van het Vier-ogen principe zijn onderwerpen die in dit deel aan bod komen.

Kindercentrum Mops Beverwijk

Kindercentrum Mops Beverwijk is onderdeel van MOPS Kinderopvang. Kindercentrum Mops Beverwijk is opgestart in 2011. Het centrum is gevestigd aan de van Maasdijkstraat 2 in Beverwijk. Mops Beverwijk heeft 3 groepen..

Kindercentrum Mops Beverwijk

Kindercentrum Mops Beverwijk is onderdeel van MOPS Kinderopvang. Kindercentrum Mops Beverwijk is opgestart in 2011. Het centrum is gevestigd aan de van Maasdijkstraat 2 in Beverwijk. Mops Beverwijk heeft 3 groepen.

De groepen

Mops Beverwijk heeft 1 verticale 0-4 stamgroep. Op de Woezel en Pip worden dagelijks maximaal 15 kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar opgevangen. Op de groep zijn gedurende de week maximaal vier vaste pedagogisch medewerkers werkzaam.

Mops Beverwijk heeft twee BSO groepen. Op de Winnie the Poeh ruimte is plek voor 14 kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar. Op de Ratchet en Clank groep is ruimte voor 18 kinderen in de leeftijd van 4-12 jaar.

Stamgroep Max aantal kinderen Leeftijd kinderen Max aantal PM-ers
Woezel en Pip 15 0-4 3
Winnie the Poeh 14 4-12 2
Ratchet en Clank 18 4-12 2

Dagelijks zijn er per groep twee a drie gekwalificeerde medewerkers per groep aanwezig

In overeenstemming met de Wet Kinderopvang wijken we hier van af aan het begin en het einde van de dag, en tijdens de pauzetijden.

Voor de vakantieperiode wordt twee maanden van tevoren bij ouders geïnventariseerd wanneer hun kind(eren) afwezig zullen zijn. Op basis van deze gegevens wordt de vakantieplanning gemaakt. De momenten dat de BSO-groepen van de verschillende locaties in deze periode samenwerken, of samen activiteiten organiseren met andere locaties van Mops, wordt zowel in de nieuwsbrief van Mops Kinderopvang als mondeling minimaal twee weken van tevoren aan ouders meegedeeld.

Het gebouw

De buitenruimte

Buiten kan je lekker rennen, fietsen of verstoppen, maar het is ook leuk om te stoepkrijten of tikkertje te spelen. De zandbak biedt prachtige leermomenten; modder, zacht zand, emmer, schep en vormpjes bieden mogelijkheden om dit materiaal helemaal te verkennen. Buizen met balletjes kunnen gebruikt worden om de zwaartekracht en de kracht van lucht (blazen en zuigen) te ontdekken en begrippen zoals groot en klein, hoog en laag, dik en dun te verkennen. Op de buitenruimte is een speelkoets met twee wip paarden en een afgedekt huisje aanwezig, waar de kinderen kunnen spelen. Grote plastic constructieblokken kunnen gebruikt worden voor de grove motoriek.

Naast de speelruimte van het kindercentrum, spelen de BSO kinderen ook op de diverse grasvelden rondom het gebouw, onder begeleiding van een pedagogisch medewerker. BSO kinderen kunnen, als dit in hun zelfstandigheidcontract is afgesproken, ook in een kleine groep zelfstandig buitenspelen. De kinderen spelen vaak bij het avonturen park aan het eind van de straat, of onder begeleiding van een pedagogisch medewerker of, als dit is afgesproken in het zelfstandigheidscontract, zelfstandig in met een klein groepje.

Meer informatie over hoe wij de PMKR inzetten met buitenspelen staat in ons Protocol/ werkinstructie buitenspelen.

De BSO ruimtes:

In de BSO zijn diverse hoeken te vinden;

  • Themabakken
    Diverse hoeken in de groepen zijn voorzien van verschillende themabakken. In deze bakken zijn bijvoorbeeld dokterspullen, boerderijdieren of boekjes te vinden. Maar er zijn ook bouwblokken van lego en hout. In deze hoek ligt een stevig kleed om op te bouwen.
  • Huishoek Vast onderdeel is de huishoek. Op tafel een kleedje, bordjes en kopjes en een schilderijtje aan de muur. Poppen in hun bedjes, mama aan het werk en papa gaat boodschappen doen. Zo lijkt het net een huisje en geeft het kinderen de mogelijkheid voor herkenbaar fantasiespel. Deze hoek wordt regelmatig omgebouwd, afhankelijk van het thema op de BSO. Bijvoorbeeld bij het thema ‘Gezond Eten’ wordt hier een winkeltje gebouwd, met lege verpakkingen van gezond voedsel.
  • Chillen
    We hebben een hoekje gecreëerd om rustig een boekje te lezen of om uit te rusten. In dit hoekje ligt een matras en kussens of staat een bank. Zo kan een kind zich terug trekken als hij/zij daar behoefte aan heeft. Er staan diverse boeken voor verschillende leeftijden, Donald Ducks en stripboeken.
  • Klauteren en klimmen
    Op de groep zijn diverse materialen om te klauteren en te klimmen. Rollen, stappen, glijden, duikelen, zo ontwikkelt een kind de grove motoriek.
  • Tafel en stoelen
    Op de groep staan tafels, stoeltjes en banken op kinderhoogte, voor eigen spel en activiteiten. De tafels en stoelen waaraan wij eten kunnen tevens gebruikt worden voor knutselen, spelletjes en andere activiteiten.
  • Computer, spelcomputer en televisie
    De computer op de groep wordt in eerste instantie gebruikt om huiswerk op te maken. De spelcomputer en/ of de televisie mogen beperkt worden gebruikt, we werken met een tijdsbeperking per kind van maximaal 30 minuten.

Het spelmateriaal

Elk jaar bekijken de pedagogisch medewerkers welke materialen er aanwezig zijn. Aan de hand van de materialen die voor de verschillende leeftijdscategorieën beschikbaar zijn, beslist de manager samen met haar team of en welk nieuw speelgoed of ander materiaal er wordt aangeschaft. Het materiaal wordt in de daarvoor bestemde hoeken en kasten opgeborgen.

Kinderen kunnen over het algemeen zelf de materialen pakken. Een aantal materialen staan op de gang of in een afgesloten kast. Enerzijds voor de veiligheid, anderzijds om het aanbod aan materialen af te wisselen.

Buiten hebben we een grote verscheidenheid aan spelmateriaal: zoals stoepkrijt, bellenblaas, schepjes, emmers en ballen om mee te rollen of te voetballen. Al het buitenspeelgoed staat in de berging. Kinderen mogen helpen om speelgoed van de berging naar de buitenruimte te brengen. Door af te wisselen in aanbod, blijft het speelgoed uitdagen.

Hoe wij ervoor zorgen dat er voldoende en afwisselend spelmateriaal is, en hoe wij dit materiaal onderhouden en controleren staat in ons Protocol/ werkinstructie spelmateriaal.

Sanitaire ruimte

De BSO maakt gebruik van de toilet naast de groep op de gang. Voor de pedagogisch medewerkers is er een apart toilet (dit toilet is ook geschikt voor gebruik door bezoekers, zoals ouders). Driemaal per dag of zoveel vaker als nodig is, worden de toiletten gecontroleerd en zo nodig schoongemaakt, zodat ze altijd schoon en veilig zijn. In de sanitaire ruimtes hangt op een duidelijk zichtbare plek het controle- en schoonmaakrooster.

Keuken
Het kindercentrum heeft een gezamenlijke keuken. In de keuken hangt op een duidelijk zichtbare plek de gifwijzer (zie bijlage 5) en het schoonmaakrooster van de keuken.

Elk jaar bekijken de pedagogisch medewerkers welke materialen er aanwezig zijn. Aan de hand van de materialen die voor de verschillende leeftijdscategorieën beschikbaar zijn, beslist de manager samen met haar team of en welk nieuw speelgoed of ander materiaal er wordt aangeschaft. Het materiaal wordt in de daarvoor bestemde hoeken en kasten opgeborgen.

Kindermishandeling/vermoedens

Een bijzonder punt van aandacht in de kinderopvang is kindermishandeling. Onder kindermishandeling verstaan wij alle vormen van geestelijk, lichamelijk en seksueel geweld tegen kinderen, of het nalaten van zorg en aandacht. Kindercentrum Mops hanteert hiervoor een protocol met een afwegingskader. Een afwegingskader beschrijft wanneer en op basis van welke overwegingen, het melden van vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling als noodzakelijk wordt beschouwd. Het afwegingskader formuleert daarnaast wanneer hulpverlening bieden of organiseren (ook) tot de mogelijkheden behoort. Meer informatie staat in ons Protocol Meldcode Kindermishandeling.

Het beleidsplan veiligheid en gezondheid

Het werken met groepen kinderen maakt het noodzakelijk dat het materiaal en de inrichting van de groepsruimten voldoen aan strenge veiligheidsnormen. Het beleidsplan Veiligheid en Gezondheid beschrijft de veiligheidsrisico’s die de opvang van kinderen met zich meebrengt op de thema’s; verbranding, vergiftiging, verdrinking, valongevallen, verstikking, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. Zo nodig wordt het beleidsplan Veiligheid en Gezondheid bijgesteld. Op basis hiervan wordt een actieplan (plan van aanpak) veiligheid opgesteld en uitgevoerd. Het beleidsplan Veiligheid en Gezondheid beschrijft de gezondheidsrisico’s die de opvang van kinderen met zich meebrengt op de thema’s: ziektekiemen, binnen- en buitenmilieu en medisch handelen. In het plan van aanpak staat aangegeven welke maatregelen op welk moment genomen moeten worden in verband met de risico’s, evenals de samenhang tussen de risico’s en de maatregelen. Het betreffen altijd een actuele situatie en zijn maximaal een jaar oud. Er werd eveneens een registratie bijgehouden van de ongevallen die mogelijk hebben plaatsgevonden, waarbij per ongeval de aard en plaats van het ongeval, de leeftijd van het kind, de datum van het ongeval en een overzicht van de te treffen maatregelen worden vermeld.

Het beleid Veiligheid en Gezondheid is terug te vinden op onze website www.mopskinderopvang.nl

Logboek brandweer en ontruimingsplan

Op alle locaties beschikken wij over een ontruimingsplan. Op de groepen hangen lijsten met telefoonnummers van degene die de pedagogisch medewerkers moeten benaderen in geval van een calamiteit. Regelmatig wordt er ook met elkaar gesproken over wat te doen bij calamiteiten. Iedereen moet hiervan goed op de hoogte zijn. Ook wordt er twee keer per jaar een ontruimingsoefening gehouden op de locaties. Van alle oefeningen wordt een verslagje gemaakt met eventuele verbeterpunten.

Bedrijfshulpverlening (BHV)/kinder EHBO

Op alle locaties is er ieder dagdeel minimaal 1 pedagogisch medewerker aanwezig die in het bezit is van een diploma bedrijfshulpverlener (BHV-er). BHV-ers hebben de leiding tijdens een ontruiming of op het moment dat er iemand onwel wordt, totdat er gediplomeerde hulp aanwezig is. Elk jaar gaan de BHV-ers op herhalingscursus zodat zij op de hoogte blijven van de ontwikkelingen die er op dit gebied zijn. In het najaar gaan bijna alle medewerkers de cursus kinder-EHBO volgen. De certificaten van zowel brandveiligheid als kinder-EHBO kunnen worden opgevraagd bij de kwaliteitscoach.

Organisatie van de groep en werkrooster pedagogisch medewerkers

Team

Kindercentrum Mops Beverwijk heeft een klein en enthousiast team. Alle pedagogisch medewerkers voldoen aan de opleidingseisen volgens de Cao kinderopvang en hebben een Verklaring van Goed Gedrag voor deze werksector. Dit is een officieel document waarin staat of een persoon enigszins met justitie in aanraking is geweest. Er is een continue screening voor de kinderopvang. Dit houdt in dat Dienst Justitie iedere dag controleert of pedagogisch medewerker in de kinderopvang geen strafbare feiten hebben gepleegd. Alle pedagogisch medewerker, vrijwilligers en stagiaires worden ingeschreven in het personenregister. Er werkt een team van pedagogisch medewerkers in dit kindercentrum en een kwaliteitscoach die meerdere vestigingen aanstuurt. Op het kindercentrum werken in bepaalde periodes ook stagiaires; zij worden conform ons Protocol/werkinstructie Inzet medewerkers in opleiding ingezet. Dit kan boventallig zijn, maar in bepaalde gevallen ook als (inval-) pedagogisch medewerker.

Organisatie van de BSO-groepen

De pedagogisch medewerkers van de BSO beginnen een half uur voordat de eerste kinderen moeten worden opgehaald. Zij bereiden eventuele activiteiten voor en zetten het blad met eten en drinken klaar. Eerst worden de kinderen die met de auto of stint komen van school opgehaald en daarna worden de kinderen die lopend komen van school gehaald. Zo nodig vindt er een overdracht plaats van de leerkracht. Bij aankomst op de BSO worden de kinderen in de planning aangemeld.

Als alle kinderen aanwezig zijn wordt er gegeten en gedronken. Kinderen vertellen wat ze op school of de vorige dag/ het weekend hebben beleefd en samen worden plannen gemaakt voor de invulling van de middag. Met de grotere kinderen wordt besproken of ze huiswerk hebben en wanneer ze dat gaan maken.

Daarna is er een periode van spel; vrij spel, buitenspelen, een (geplande) activiteit, knutselen of spelletje, lekker chillen met een (strip) boek of gezellig kletsen.

Om 17:00 uur gaan we met z’n allen weer even aan tafel voor een tussendoortje of iets te drinken. Vanaf dit moment kunnen de kinderen worden opgehaald. De ouders krijgen bij het ophalen een verslagje van de dag van hun kind en de pedagogisch medewerker; in het school-overdracht schrift wordt nagekeken of er nog berichten van de leerkracht zijn. Wanneer een kind is opgehaald wordt dit in de planning ingevuld.

Tijdens schoolvakanties is de BSO geopend van 7:30 tot 18:30 uur. De werktijden van de pedagogisch medewerkers volgen dan de tijden van hun dagopvang collega’s. ’s Morgens wordt er fruit gegeten en thee of water gedronken. Als we een uitstapje gepland hebben, of een gezamenlijke activiteit met een andere BSO van Mops nemen we een lunchpakket mee, als we op de locatie eten, dan eten we samen een warme maaltijd. Rond 15:00 uur eten we een tussendoortje (cracker of gezonde koek) met limonade, water of thee, en om 17:00 uur drinken we met z’n allen nog iets. Tussen 16:00 en18:30 uur worden de kinderen weer opgehaald.

Werkrooster van de pedagogisch medewerker(s)

De pedagogisch medewerkers werken op korte middagen van 14:00 tot 18.30 uur, op lange middagen van 12:00 tot 18:30 uur.

In de vakantieperiode wordt er in twee of drie diensten gewerkt, eventueel in samenwerking met een pedagogisch medewerker van een andere Mops BSO). De vroege dienst start dan om 7:30 uur en werkt tot 16:30 uur of zo nodig een 9 uurs dienst (als BKR dat vereist), de tussendienst werkt van 8:30 tot 17:30 uur of zo nodig een 9 uurs dienst (als BKR dat vereist, de late dienst werkt van 9:30 tot 18:30 uur (als BKR dat vereist dan 1 uur eerder starten).

Tijdens uitstapjes is het niet altijd mogelijk om pauze te nemen; dit wordt van tevoren met de pedagogisch medewerkers overlegd.

Maximaal 3 uur per dag afwijken van BKR (beroepskracht kind ratio) bij een openstelling van meer dan 10 uur per dag:

Bij een openstelling van meer dan 10 uur per dag mag er maximaal 3 uur afgeweken worden van de beroepskracht kind ratio. Dit wordt de 3 uursregeling genoemd. Minimaal de helft van het op grond van de BKR vereiste aantal pm-ers moet dan worden ingezet tijdens die momenten. Buiten deze momenten mag er niet afgeweken worden van de BKR. Is er in zo’n situatie slechts één pedagogisch medewerker in het kindercentrum, dan is er ter ondersteuning ten minste één andere volwassene aanwezig. Ouders worden tijdens het intake gesprek op de hoogte gebracht van de 3 uursregeling.

Dag Afwijken ochtend Afwijken middag Afwijken avond
Maandag 9.00 tot 9.30 uur 12.30 tot 14.00 uur 16.30 tot 17.30 uur
Dinsdag 9.00 tot 9.30 uur 12.30 tot 14.00 uur 16.30 tot 17.30 uur
Woensdag 9.00 tot 9.30 uur 12.30 tot 14.00 uur 16.30 tot 17.30 uur
Donderdag 9.00 tot 9.30 uur 12.30 tot 14.00 uur 16.30 tot 17.30 uur
Vrijdag 9.00 tot 9.30 uur 12.30 tot 14.00 uur 16.30 tot 17.30 uur

Kindercentrum Mops meet en controleert periodiek de BKR afwijk-momenten welke ingezet worden aan de zogenaamde randen van de dag (opening, pauze en sluiting). Wanneer blijkt dat e.e.a niet sluitend is conform wet IKK wordt de inzet van PM aangepast.

Maximaal half uur per dag afwijken van BKR (beroepskracht kind ratio) voor en na schooltijd en op vrije middagen:

Op de buitenschoolse opvang mogen er voor en na schooltijd en op vrije middagen maximaal een half uur per dag minder pedagogisch medewerkers worden ingezet. Minimaal de helft van het op grond van de BKR vereiste aantal pm-ers wordt dan worden ingezet tijdens die momenten. Buiten deze momenten mag er niet afgeweken worden van de BKR.

Op dit moment komt het niet voor dat er een half uur wordt afgeweken.

Achterwachtregeling

Omdat dit kindercentrum bestaat uit een 0-4 groep en twee BSO groepen, zijn er ’s ochtends en soms ook aan het einde van de dag minder medewerkers aanwezig. Hierdoor ontstaan er twee problemen die wij op de volgende manier hebben opgelost.

  • 1 . Achterwacht. Als een medewerker alleen op het kindercentrum is doora. de PMKR vraagt om de inzet van 1 medewerker of
    b. door een calamiteit,
    is er altijd een achterwacht beschikbaar. Als dit geen pedagogisch medewerker is, maar een externe achterwacht, wordt deze alleen ingezet in het geval van acute nood. Binnen 15 minuten is er ook een pedagogisch medewerker van Mops aanwezig. Er is hiervoor een vast rooster beschikbaar. Dit rooster hangt duidelijk zichtbaar voor alle medewerkers bij de telefoon. Meer informatie staat in ons Protocol/ werkinstructie Achterwacht.
  • 2.
  • Vier-ogen principe. Op momenten dat er één medewerker op de groep aanwezig is, kan er door het management van Mops Kinderopvang meegekeken en geluisterd worden via de camera’s. De kinderen mogen op deze momenten nooit buiten het zicht van de camera’s zijn, alle ruimtes die nodig zijn voor een goede opvang zijn voorzien van camera’s. Alle opnames worden bekeken door het management. De opnames worden maximaal 1 week bewaard. De opnames die een belang hebben worden opgeslagen. De manager die de opnames bekijkt noteert haar naam, datum en tijdstip in het logboek. Meer informatie hierover staat in ons Protocol Vier-ogen.

Op het moment dat er wordt afgeweken van de BKR in de ochtend, tijdens de lunchpauze en/of aan het einde van de dag, is er altijd een tweede volwassene in het gebouw aanwezig (maximaal half uur per dag, op vakantiedagen is dat maximaal 3 uur per dag). Als deze situatie zich voordoet, wordt er tijdens de pauze van de medewerker gedurende de pauzetijd een extra medewerker ingezet. (dat kan ook de kwaliteitscoach zijn).  

Beleid

  • Preventie wiegendood
  • Ouderbeleid
  • Personeel beleid

Protocollen

  • Achterwacht
  • Buitenspelen
  • Computer en TV
  • Huisregels
  • Hygiene
  • Hygienecode
  • Kindermishandeling
  • Medicijnverstrekking
  • Observeren
  • Ongevallen en calamiteiten
  • Ophalen van kinderen
  • Ruilen en extra opvang
  • Signaleren
  • Spelmateriaal
  • Uitstapjes
  • Veiligheid
  • Vermist kind
  • Vier ogen
  • Warmte en zon
  • Wennen
  • Wet BIG
  • Wipstoeltjes
  • Zuigelingenvoeding
  • Ophalen kinderen BSO
  • Preventie wiegendood
  • Klachtenbehandeling
  • Samenwerking basisschool
  • Intakegesprek
  • Activiteiten in grote groepen BSO
  • Protocol Pedagogisch beleidsmedewerker

Amsterdam Zuid-oost

  • Dagopvang Leksmondplein
  • BSO Leerdamhof

Amsterdam-West

  • Dagopvang Oranjekwartier

Beverwijk

  • Dagopvang Beverwijk
  • BSO Beverwijk

Contact

Mops Kinderopvang
Kon. Wilhelminaplein 370A
1062 KS Amsterdam

020-8461111

Info@kdvmops.nl

Belangrijk

  • Over ons

Aanmelden

  • Gaasperplas dagopvang
  • Gaasperplas BSO
  • Oranjekwartier dagopvang
  • Beverwijk Dagopvang
  • Beverwijk BSO

Pedagogisch beleid

  • Leksmondplein Dagopvang
  • Oranjekwartier Dagopvang
  • Leerdamhof BSO
  • Beverwijk Dagopvang
  • Beverwijk BSO
© Copyright - Mops Kinderopvang - Enfold Theme by Kriesi
Scroll naar bovenzijde